Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 539/98 van James NICHOLSON aan de Commissie. Beperking rijbewijs voor diabetici die insuline toegediend krijgen

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 539/98 van James NICHOLSON aan de Commissie. Beperking rijbewijs voor diabetici die insuline toegediend krijgen

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 539/98 van James NICHOLSON aan de Commissie. Beperking rijbewijs voor diabetici die insuline toegediend krijgen

Publicatieblad Nr. C 310 van 09/10/1998 blz. 0024


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0539/98 van James Nicholson (I-EDN) aan de Commissie (4 maart 1998)

Betreft: Beperking rijbewijs voor diabetici die insuline toegediend krijgen

De Britse regering heeft met ingang van 1 januari een wet ingevoerd waarbij diabetici die insuline toegediend krijgen, niet langer mogen rijden in categorie C1-voertuigen (vrachtwagens tot 7,5 ton) noch in D1-voertuigen (minibusjes). De desbetreffende EG-richtlijn is 91/439/EEG ((PB L 237 van 24.8.1991, blz. 1. )). De Britse regering heeft verklaard dat een insulinebehandeling een verhoogd risico van hypoglycaemie met zich draagt. Hypoglycaemie kan bewusteloosheid veroorzaken en het kan ook het reactievermogen aantasten, volgens de Britse regering.

Welk onderzoek heeft de Commissie laten verrichten om het aantal verkeersongelukken vast te stellen waarbij deze categorieën betrokken waren en waarbij hypoglycaemie duidelijk aantoonbaar een factor van betekenis was?

Welke lidstaten hebben dezelfde wetgeving ingevoerd als die nu van toepassing is in het Verenigd Koninkrijk?

Gecombineerd Antwoord van de heer Kinnock namens de Commissie op de schritftelijke vragen E-0113/98 en E-0539/98 (27 maart 1998)

De Raad heeft in 1991 Richtlijn 91/439/EEG betreffende het rijbewijs aangenomen, die op 24 augustus 1991 in werking is getreden en die de lidstaten vanaf 1 juli 1996 moesten toepassen. Deze richtlijn voert het beginsel van onderlinge erkenning van rijbewijzen in en harmoniseert de categorieën van de rijbewijzen, de minimumleeftijd en de voorwaarden voor de afgifte en verlenging van rijbewijzen, waaronder de "minimumnormen inzake lichamelijk en geestelijke geschiktheid voor het besturen van een motorrijtuig¨ (bijlage III).

In punt 1.1 van bijlage III is groep 1 gedefinieerd als bestuurders van voertuigen van de categorieën A, B en B+E en de subcategorieën A1 en B1 (personenwagens en motorfietsen) en in punt 1.2 is groep 2 gedefinieerd als bestuurders van voertuigen van de categorieën C, C+E, D, D+E (vrachtwagens en bussen) en van de subcategorieën C1, C1+E, D1 en D1+E (lichte bedrijfsvoertuigen en minibussen).

In punt 10 van bijlage III is met betrekking tot diabetes het volgende bepaald: "Groep 2, 10.1. Rijbewijzen mogen niet worden afgegeven of verlengd indien de tot deze groep behorende aanvrager of bestuurder aan diabetes mellitus lijdt die met insuline moet worden behandeld, tenzij in zeer uitzonderlijke gevallen, op grond van een officieel medisch advies en onder voorbehoud van een geregelde medische controle.¨

Tenslotte is in punt 17.2 van bijlage III van Richtlijn 91/439/EEG bepaald dat naar behoren rekening moet worden gehouden met de extra risico's en gevaren in verband met het besturen van voertuigen van groep 2.

Deze bepalingen zijn gebaseerd op het advies van medische deskundigen uit de hele Gemeenschap en niet op statistische gegevens over verkeersongelukken, aangezien dergelijke specifieke gegevens niet beschikbaar waren of zijn.

Het Verenigd Koninkrijk heeft Richtlijn 91/439/EEG op 1 januari 1997 in het nationale recht omgezet en de inwerkingtreding van de bepalingen inzake diabetes mellitus opgeschort tot 1 januari 1998.

De kwestie is in grote mate specifiek voor het Verenigd Koninkrijk, aangezien de richtlijn noodzakelijkerwijs zo is opgesteld dat de lidstaten zelf kunnen beslissen wat zij verstaan onder "zeer uitzonderlijke gevallen¨. Tot 1 januari 1997 verstrekte het Verenigd Koninkrijk automatisch een rijbewijs voor de categorieën C1 en D1 aan iedereen die een rijbewijs voor de categorie B kreeg. De meeste houders van een rijbewijs in het Verenigd Koninkrijk behoren bijgevolg tot groep 2. Als de houder van een rijbewijs bij de verlenging ervan (voor lijders aan met insuline behandelde diabetes om de drie jaar) tot groep 2 wil blijven behoren, moeten de strengere medische normen voor deze groep worden gehanteerd. Het zijn de Britse instanties en niet de Commissie die over eventuele "uitzonderlijke¨ individuele gevallen beslissen.

Andere lidstaten hebben Richtlijn 91/439/EEG omgezet en volgen dezelfde benadering als het Verenigd Koninkrijk, namelijk geen vrijstelling voor met insuline behandelde diabetici en slechts zeer weinig "uitzonderlijke¨ gevallen onder strenge medische controle. De andere lidstaten hebben echter niet automatisch aan elke houder van een rijbewijs voor de categorie B ook een rijbewijs voor de categorieën C1 en D1 verstrekt, zodat de situatie daar niet zonder meer kan worden vergeleken met die in het Verenigd Koninkrijk.

De bepalingen van bijlage III inzake bestuurders die aan diabetes mellitus lijden, met name bestuurders van groep 2, zijn speciaal behandeld op een vergadering van nationale deskundigen inzake rijbewijzen van 15 april 1996 waar tevens nationale deskundigen op het gebied van diabetes mellitus aanwezig waren. Op die vergadering waren de deskundigen van mening dat er geen redenen waren om de desbetreffende bepalingen van de richtlijn te wijzigen.