Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 559/98 van John McCARTIN aan de Commissie. Uitsluiting van landbouwmarkten

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 559/98 van John McCARTIN aan de Commissie. Uitsluiting van landbouwmarkten

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 559/98 van John McCARTIN aan de Commissie. Uitsluiting van landbouwmarkten

Publicatieblad Nr. C 304 van 02/10/1998 blz. 0129


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0559/98 van John McCartin (PPE) aan de Commissie (4 maart 1998)

Betreft: Uitsluiting van landbouwmarkten

Kan de Commissie mededelen of het mogelijk is dat boeren in een lidstaat profiteren van subsidies en stimuleringsmaatregelen van de Commissie terwijl terzelfder tijd de producten van boeren uit andere lidstaten met behulp van intimidatiepraktijken van hun markten worden geweerd?

Antwoord van de heer Fischler namens de Commissie (31 maart 1998)

Volgens de huidige stand van het Gemeenschapsrecht mogen boeren in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid geen subsidies worden ontzegd, ook al voeren zij acties zoals vermeld door de geachte afgevaardigde.

Niettemin wordt de aandacht van de geachte afgevaardigde gevestigd op het arrest van het Hof van Justitie van december 1997 in Zaak C-265/95 (Commissie tegen Franse Republiek). Het Hof heeft geoordeeld dat de feiten die aanleiding hebben gegeven tot de klacht en die door de Franse regering niet zijn tegengesproken, duidelijk tot belemmeringen voor het vrije verkeer van landbouwproducten uit andere lidstaten hebben geleid. Met name zijn jaar na jaar, en dit gedurende een periode van meer dan 10 jaar, vrachtauto's tegengehouden, is hun lading vernietigd, zijn chauffeurs met geweld bedreigd, zijn groot- en detailhandelaren bedreigd en producten in winkels vernield. De door de Franse regering vastgestelde maatregelen waren volgens het Hof van Justitie ontoereikend om de daders echt te beletten dergelijke delicten steeds opnieuw te begaan. Bovendien hebben deze feiten een klimaat van onveiligheid geschapen, dat een nadelig effect heeft gehad voor het hele handelsverkeer.

De bepalingen van het EG-Verdrag betreffende het vrije verkeer van goederen en de plicht van de lidstaten om samen te werken met het oog op de nakoming van de verplichtingen uit hoofde van het EG-Verdrag eisen van de lidstaten niet alleen dat ze geen maatregelen nemen die het intracommunautaire handelsverkeer kunnen belemmeren, maar ook dat ze alle noodzakelijke en passende maatregelen treffen om te voorkomen dat het handelsverkeer op hun grondgebied door acties van particulieren wordt gehinderd.

De lidstaten zijn verantwoordelijk voor het vaststellen van de maatregelen die het meest geschikt zijn voor een vrij verkeer van goederen en het is de taak van het Hof van Justitie om in de verschillende zaken na te gaan of deze maatregelen adequaat zijn.

Als een lidstaat nalaat de noodzakelijke en passende maatregelen te nemen, kan hij op grond van de jurisprudentie van het Hof van Justitie door een nationale rechtbank aansprakelijk worden gesteld (zie de gevoegde Zaken C-46/93 en C-48/93 Brasserie du pêcheur).