Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 565/98 van Karla PEIJS aan de Commissie. Doeltreffende wetgeving tegen fraude met elektronische betaalmiddelen

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 565/98 van Karla PEIJS aan de Commissie. Doeltreffende wetgeving tegen fraude met elektronische betaalmiddelen

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 565/98 van Karla PEIJS aan de Commissie. Doeltreffende wetgeving tegen fraude met elektronische betaalmiddelen

Publicatieblad Nr. C 304 van 02/10/1998 blz. 0131


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0565/98 van Karla Peijs (PPE) aan de Commissie (4 maart 1998)

Betreft: Doeltreffende wetgeving tegen fraude met elektronische betaalmiddelen

De lidstaten hebben een zeer uiteenlopende wetgeving ter bestrijding van fraude met nieuwe betaalmiddelen. In de meeste lidstaten van de EU bestaat er geen specifieke strafwetgeving voor elektronisch geld waarmee kredietkaarten zijn opgeladen. Over het algemeen is de benadering in de verschillende landen uitermate verschillend. Als gevolg van deze discrepanties en leemten in wetgeving en het beleid doen zich aanzienlijke problemen voor bij de bestrijding van de georganiseerde misdaad. Dit kan het vertrouwen van het publiek in de nieuwe betaalmiddelen aantasten en een volledig functioneren van de Europese markt belemmeren. De internationale kredietkaartorganisaties en de drie Europese kredietsectorassociaties hebben de Commissie hierop al in 1995 officieel attent gemaakt..

De Commissie heeft in diverse documenten erkend dat er een initiatief op dit gebied moet worden genomen. Verwezen zij naar het Groenboek van de Commissie over praktische regelingen voor de invoering van een enkele munteenheid (mei 1995, par. 136), het beleid van de Commissie betreffende nieuwe betaalmiddelen (XV/111/96 van 21 juni 1996, blz. 7) en een Europees initiatief voor elektronische handel (COM(97)0157, par. 49). In het actieplan van de Raad ter bestrijding van georganiseerde misdaad (97/C 251/01, aangenomen op 28 april 1997) worden Raad en Commissie verzocht de fraude en vervalsing met alle betaalwijzen aan te pakken, met inbegrip van elektronische betaalwijzen (politiek richtsnoer nr. 15, blz. 6).

Kan de Commissie mededelen welke maatregelen zij op dit gebied denkt te nemen en het EP op de hoogte brengen van de tot dusver bereikte vooruitgang?

Antwoord van mevrouw Gradin namens de Commissie (31 maart 1998)

Door de goedkeuring van een actieplan ter bestrijding van de georganiseerde criminaliteit ((Actieplan ter bestrijding van de georganiseerde criminaliteit (door de Raad aangenomen op 28 april 1997), PB C 251, 15.8.1997. )) heeft de Europese Raad van Amsterdam van juni 1997 getoond dat hij een samenhangende en gecoördineerde aanpak van de Gemeenschap nastreeft. In dit actieplan worden de Raad en de Commissie opgeroepen om tegen einde 1998 de onderwerpen fraude en vervalsing van alle betaalmiddelen, met inbegrip van elektronische, te behandelen. De Commissie zal gevolg geven aan dit verzoek door een geheel van maatregelen ter overweging voor te leggen aan de betrokken organismen, teneinde een gepast "veiligheidsklimaat¨ voor betaalmiddelen te bevorderen.

De Commissie heeft, samen met alle betrokkenen (de betaalmiddelenbedrijven, het midden- en kleinbedrijf (MKB) en de consumenten), de voorbereidende werkzaamheden hiertoe aangevat met een analyse van de omvang van het probleem en de aard van eventuele oplossingen. De Commissie kan in dit stadium nog geen definitief geheel van maatregelen voorleggen, maar heeft wel enkele voorlopige standpunten ingenomen.

Ten eerste dienen in de reactie niet uitsluitend specifieke betaalmiddelen te worden behandeld. Een partiële reactie zou aanleiding kunnen geven tot beleidsspeculatie, waardoor fraudeurs en vervalsers zich op andere middelen en systemen gaan richten. Derhalve is de Commissie van mening dat het fraudeprobleem moet worden aangepakt met het oog op alle betaalmiddelen, met inbegrip van elektronische.

Ten tweede is een vaststelling van de mogelijke vormen van illegaal gedrag vereist om het verschijnsel te begrijpen. Misdrijven kunnen zijn gericht op de betaalmiddelen, maar fraude en vervalsing is ook mogelijk op het niveau van de betalingsverrichtingen zelf of van de voorbereidingen tot criminele activiteiten. Daarom is de Commissie voorlopig van mening dat, gezien de snelle evolutie in techniek en diensten, een te nauwkeurige delictsomschrijving moet worden vermeden.

Ten derde is een samenhangend beleid op internationaal niveau nodig om de efficiëntie te waarborgen. Er dient te worden gelet op een coherente en compatibele aanpak binnen de Gemeenschap. Hiertoe is het vooral belangrijk dat alle partijen (autoriteiten, bedrijven en consumentenverenigingen) hun initiatieven in de desbetreffende internationale fora en groepen trachten te coördineren en indien mogelijk een overeenkomst op mondiaal niveau bereiken. Door het uitwerken van een geïntegreerd beleid wil de Commissie derhalve op alle niveaus en op alle geschikte wijzen zo intensief mogelijk samenwerken.

Ten slotte zal geen enkel op zichzelf staand, al dan niet wetgevend initiatief de beste oplossing voor het probleem bieden. Veeleer moet het probleem bij de wortel worden aangepakt door de tenuitvoerlegging van een omvattend en samenhangend geheel van maatregelen ter preventie van fraude en ter bestraffing van frauduleus gedrag. In dit verband zal de Commissie onderzoeken in welke mate het gebrek aan geharmoniseerde wetgeving inzake fraudebestrijding deze inspanningen belemmert en wat de meest aangewezen methode is.