Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 666/98 van Anita POLLACK aan de Commissie. Chemische stoffen die de hormoonhuishouding ontregelen

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 666/98 van Anita POLLACK aan de Commissie. Chemische stoffen die de hormoonhuishouding ontregelen

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 666/98 van Anita POLLACK aan de Commissie. Chemische stoffen die de hormoonhuishouding ontregelen

Publicatieblad Nr. C 402 van 22/12/1998 blz. 0020


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0666/98

van Anita Pollack (PSE) aan de Commissie

(10 maart 1998)

Betreft: Chemische stoffen die de hormoonhuishouding ontregelen

Is de Commissie het ermee eens dat gestandaardiseerde screening-tests voor het potentieel hormoonontregelend vermogen van nieuwe en bestaande chemische stoffen noodzakelijk zijn? Zo ja, welke actie wordt in verband hiermee op Europees of internationaal niveau ondernomen?

Antwoord van mevrouw Bjerregaard namens de Commissie

(12 mei 1998)

Het probleem van endocriene stoornissen valt binnen het algemene kader van de bestaande communautaire wetgeving op chemische stoffen. De specifieke opsporing van ontregelende eigenschappen van chemische stoffen op het endocriene stelsel wordt momenteel niet expliciet in Richtlijn 67/548/EEG van de Raad van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen(1) en zijn wijzigingen, behandeld. Verschillende wetenschappelijke congressen, georganiseerd door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), het Agentschap voor de Bescherming van het Milieu van de Verenigde Staten (USEPA), lidstaten van de Gemeenschap en de Commissie, hebben de ontwikkeling van een specifieke teststrategie voor de opsporing van stoffen waarvan men vermoedt dat deze ontregelende effecten op het endocriene stelsel van de mens en de omgeving hebben, aanbevolen. Er werd als onderdeel van deze strategie op de noodzaak van de ontwikkeling van een reeks screeningtests gewezen.

Naast de financiering van verschillende onderzoeksprojecten naar endocriene stoornissen, werkt de Commissie in deze fase met andere landen op OESO-niveau samen om een gemeenschappelijke strategie en de doelstellingen en prioriteiten die met de ontwikkeling van testmethoden samenhangen te definiëren. Een belangrijk resultaat van de eerste bijeenkomst was een consensus over het theoretisch kader van het onderzoek naar de effecten van stoffen die mogelijkerwijs het endocriene stelsel ontregelen. Dit kader omvat een screening-niveau van testen die op het vaststellen van prioriteiten en het bepalen van de werkwijze gericht zijn. Deze benadering vereist de ontwikkeling en validatie van specifieke in vivo en in vitro screeningtests, alsmede de verbetering en validatie van de bestaande testmethoden. Nadere werkzaamheden zullen een selectie van de juiste screeningmethoden en een begin van de validatiewerkzaamheden mogelijk maken.

(1) PB 196 van 16.8.1967.