Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 13/98 van Hiltrud BREYER aan de Commissie. Ongeoorloofde inbrenging van Monsanto- suikerbieten in de natuur in Nederland (AANVULLEND ANTWOORD)

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 13/98 van Hiltrud BREYER aan de Commissie. Ongeoorloofde inbrenging van Monsanto- suikerbieten in de natuur in Nederland (AANVULLEND ANTWOORD)

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0013/98

van Hiltrud Breyer (V) aan de Commissie

(29 januari 1998)

Betreft: Ongeoorloofde inbrenging van Monsanto-suikerbieten in de natuur in Nederland

Naar verluidt zijn twee ton suikerbieten van experimentele velden in Nederland die onder geen beding in de handel mochten worden gebracht, vermengd met gewone suikerbieten en door de Nederlandse suikercoöperatie in de vorm van geraffineerde suiker in de voedselketen gebracht. De pulp zou tot voer zijn verwerkt.

Kan de Commissie aangeven:

1. hoe deze ongeoorloofde vrijlating in de natuur is kunnen gebeuren;

2. welke controlemechanismen voorhanden waren en hebben gefaald;

3. welke noodmaatregelen zijn genomen om de besmette suiker en pulp te recupereren en of deze maatregelen beantwoorden aan het desbetreffende rampenplan;

4. hoe de voederindustrie, de handelaars en de leveranciers van diervoer werden gealarmeerd;

5. of in een andere lidstaat nog melding is gemaakt van soortgelijke gevallen van ongeoorloofde inbrenging in de natuur;

6. welke nieuwe controlemaatregelen zij wil aanbevelen om dergelijke voorvallen in de toekomst te voorkomen?

Aanvullend antwoord

van mevrouw Bjerregaard namens de Commissie

(27 april 1998)

De Commissie is nu in staat om de volgende informatie te verstrekken:

1.-4. De Commissie heeft bij de Nederlandse overheid geïnformeerd welke maatregelen deze heeft genomen naar aanleiding van het feit dat uit genetisch gemodificeerde suikerbieten van een experimenteel veld gewonnen suiker in de voedselketen is terechtgekomen en de pulp tot voer is verwerkt. De introductie in kwestie was toegestaan voor onderzoek- en ontwikkelings-, maar niet voor handelsdoeleinden krachtens Richtlijn 90/220/EEG van 23 april 1990 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu(1). De Commissie stuurt het geachte parlementslid en het secretariaat van het Parlement rechtstreeks de informatie toe die de Nederlandse overheid op grond van Richtlijn 90/220/EEG van de Raad is meegedeeld ten vervolge op een voorlopig antwoord van de Commissie.

5. De Commissie heeft tot dusver geen meldingen van soortgelijke incidenten van andere lidstaten binnengekregen.

6. De werking van deel B van Richtlijn 90/220/EEG, dat betrekking heeft op onderzoek en ontwikkeling inzake genetisch gemodificeerde organismen, valt onder de bevoegdheid van de lidstaten; zij beslissen of nieuwe controlemaatregelen moeten worden ingevoerd ter voorkoming van soortgelijke incidenten bij de introductie van genetisch gemodificeerde organismen voor onderzoek- en ontwikkelingsdoeleinden. Het optreden van de Nederlandse overheid en andere overheden, waarbij controlemaatregelen zijn geëffectueerd, illustreert het belang dat de lidstaten hechten aan hun verplichtingen krachtens artikel 4 van Richtlijn 90/220/EEG, dat voorschrijft dat zij inspectie- en controlemaatregelen moeten uitvoeren.

(1) PB L 117 van 8.5.1990.