Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1451/98 van Peter SKINNER aan de Commissie. Chrysotiel asbest

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1451/98 van Peter SKINNER aan de Commissie. Chrysotiel asbest

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1451/98 van Peter SKINNER aan de Commissie. Chrysotiel asbest

Publicatieblad Nr. C 013 van 18/01/1999 blz. 0034


SCHRIFTELIJKE VRAAG P-1451/98

van Peter Skinner (PSE) aan de Commissie

(7 mei 1998)

Betreft: Chrysotiel asbest

Is de Commissie, gezien de dringende noodzaak van een verbod op chrysotiel asbest en de daadwerkelijke erkenning van vervangende stoffen in het kader van de (onlangs door de Raad aangenomen) richtlijn chemische agentia, thans bereid nog tijdens het huidige voorzitterschap dit verbod voor te stellen?

Antwoord van de heer Bangemann namens de Commissie

(11 juni 1998)

In de door het geachte parlementslid bedoelde Richtlijn 98/24/EG betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers tegen risico's van chemische agentia op het werk(1) is bepaald dat de werkgever ervoor moet zorgen dat het risico van een gevaarlijk chemisch agens voor de veiligheid en de gezondheid van werknemers op het werk wordt weggenomen of tot een minimum wordt verkleind en dat bij voorkeur substitutie door een minder gevaarlijk chemisch agens moet worden toegepast. Voor asbest, een bekend carcinogeen agens, zijn evenwel strengere bepalingen vastgesteld bij Richtlijn 90/394/EEG van de Raad betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's van blootstelling aan carcinogene agentia op het werk(2), en bij Richtlijn 83/477/EEG van de Raad betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico's van blootstelling aan asbest op het werk(3), gewijzigd bij Richtlijn 91/382/EEG van de Raad(4). Deze wetgeving eist dat gevaarlijke chemische producten door andere minder gevaarlijke chemische producten of processen worden vervangen.

De Commissie begrijpt zeer goed dat veel lidstaten en betrokken partijen zo snel mogelijk een verbod op het gebruik van chrysotiel asbest willen invoeren. Zij erkent echter ook de ernstige bezwaren van de tegenstanders van een verbod in verband met de wetenschappelijke gegevens en de sociale en economische gevolgen van een verbod.

Er is een belangrijk wetenschappelijk vraagstuk dat volgens de lidstaten en de Commissie nog moet worden opgelost. Er moet met name een evaluatie worden uitgevoerd van het relatieve risico van de vervangingsproducten in vergelijking met het risico van chrysotiel asbest. De Commissie heeft het wetenschappelijk comité inzake toxiciteit, ecotoxiciteit en het milieu gevraagd zich over dit vraagstuk te buigen en zo snel mogelijk een advies uit te brengen. Het wetenschappelijk comité heeft te kennen gegeven dat het wegens de complexe aard van het probleem en de weinige beschikbare gegevens over sommige vervangingsproducten wellicht geen definitief advies kan uitbrengen vóór september 1998. De Commissie wacht ook op het eindverslag van een aantal consultants over een studie van de economische gevolgen van de vervanging. Dit verslag wordt volgende maand verwacht.

De Commissie heeft bijgevolg nog geen beslissing genomen om een voorstel voor nieuwe wetgeving over de handel en het gebruik van asbest in te dienen. De Commissie neemt evenwel toch een aantal initiatieven in samenwerking met het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk om ervoor te zorgen dat de werknemers zo weinig mogelijk aan asbest en de vervangingsproducten worden blootgesteld en dat zij voldoende informatie en opleiding krijgen over alle chemische agentia die zij op de werkplaats tegenkomen.

(1) PB L 131 van 5.5.1998.

(2) PB L 196 van 26.7.1990.

(3) PB L 263 van 24.9.1983.

(4) PB L 206 van 29.7.1991.