Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1686/98 van Kirsi PIHA aan de Commissie. De positie van ondernemersorganisaties bij de sociale dialoog

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1686/98 van Kirsi PIHA aan de Commissie. De positie van ondernemersorganisaties bij de sociale dialoog

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1686/98 van Kirsi PIHA aan de Commissie. De positie van ondernemersorganisaties bij de sociale dialoog

Publicatieblad Nr. C 031 van 05/02/1999 blz. 0069


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1686/98

van Kirsi Piha (PPE) aan de Commissie

(29 mei 1998)

Betreft: De positie van ondernemersorganisaties bij de sociale dialoog

Aan de uitwerking van de sociale wetgeving van de Unie wordt in het kader van de sociale dialoog meegewerkt door vertegenwoordigers van werknemers- en werkgeversorganisaties. Voor de werkgelegenheid in Europa nemen de kleine en middelgrote ondernemingen echter een sleutelpositie in. Hun standpunt inzake de vernieuwing van de sociale en arbeidswetgeving is van groot belang en wordt vaak over het hoofd gezien. Het getuigt van weinig inzicht om wetgeving in te voeren die het ondernemingen moeilijker maakt arbeidsplaatsen te creëren.

Hoe wil de Commissie ervoor zorgen dat Europese ondernemersorganisaties in het vervolg als vierde volwaardige partij aan de dialoog kunnen deelnemen?

Antwoord van de heer Flynn namens de Commissie

(23 juli 1998)

Alle organisaties in bijlage I van de mededeling van de Commissie "De aanpassing en de bevordering van de sociale dialoog op communautair niveau"(1) kunnen volwaardig deelnemen aan de sociale dialoog, en wel op de volgende terreinen: informatie, overleg en onderhandeling. Wat de deelname in het Permanent Comité voor arbeidsmarktvraagstukken betreft, heeft de Commissie de Raad voorgesteld de deelname ook open te stellen voor de Unie van Industriefederaties van de Europese Gemeenschap (UNICE), het Europees Centrum van gemeenschapsbedrijven (CEEP), de Europese Unie van ambachten en het midden- en kleinbedrijf (UEAPME), het Comité van de landbouworganisaties van de Europese Gemeenschap (COPA), Eurocommerce, het Europees Verbond van Vakverenigingen (EVV) en het Europees Centrum voor de handel (CEC), teneinde op het geëigende niveau met de partners tot een politieke dialoog te komen.

Bij de 29 organisaties die aan de representativiteitscriteria voldoen, zijn er diverse die het midden- en kleinbedrijf vertegenwoordigen, waaronder de UEAPME, de UNICE, Eurocommerce en de COPA. Het staat al deze organisaties vrij binnen of buiten het kader van de aan het EG-verdrag gehechte Overeenkomst betreffende de sociale politiek onderhandelingen aan te knopen. De Commissie benadrukt in de nieuwe mededeling de noodzaak de zelfstandigheid van de sociale partners bij hun keuze van de onderhandelingspartner te eerbiedigen, en kan daarom niemand forceren aan de onderhandelingstafel plaats te nemen. Deze benadering is onlangs bevestigd door het Gerecht van eerste aanleg in zijn arrest van 17 juli 1998 in de zaak T-135/96, waarin een beroep tegen het in het kader van de OSP tot stand gekomen en goedgekeurde ouderschapsrichtlijn werd verworpen.

In bovengenoemde mededeling echter heeft de Commissie er bij de sociale partners opnieuw op aangedrongen een compromis te vinden teneinde de best mogelijke representativiteit van Europese overeenkomsten te waarborgen. De Commissie is zich terdege bewust van het belang van het midden- en kleinbedrijf en zijn rol bij het scheppen van werkgelegenheid. Met de specifieke problemen van het midden- en kleinbedrijf en de mogelijkheden die het biedt, moet rekening gehouden worden.

(1) COM(98) 322.