Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 2030/98 van Yiannis ROUBATIS aan dee Raad. Ontslag van bekende Turkse journalisten

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 2030/98 van Yiannis ROUBATIS aan dee Raad. Ontslag van bekende Turkse journalisten

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 2030/98 van Yiannis ROUBATIS aan dee Raad. Ontslag van bekende Turkse journalisten

Publicatieblad Nr. C 096 van 08/04/1999 blz. 0025


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2030/98

van Yiannis Roubatis (PSE) aan de Raad

(6 juli 1998)

Betreft: Ontslag van bekende Turkse journalisten

Op basis van gefingeerde "informatie" van een zogenaamde leider van de PKK, heeft de Turkse militaire leiding de werkgevers van Mehmet Ali Birad en Djengiz Çantar gedwongen deze twee bekende Turkse journalisten te ontslaan. Gevreesd wordt dat met dit ontslag tegelijk het licht op groen wordt gezet voor de fysieke uitschakeling van deze twee Turkse journalisten door het clandestiene staatsapparaat in Turkije, dat zoals uit de gebeurtenissen in Sokoeloek is gebleken perfect samenwerkt met het officiële. Dit alles gebeurt op een ogenblik dat Turkije en een aantal van haar economische partners volhouden dat de leiding van het land oprechte taal spreekt wanneer zij op gezette tijden de wens uit de banden met de Europese Unie dichter aan te halen.

Kan de Raad antwoorden op de volgende vragen:

1. Welke maatregelen zal hij nemen om de twee journalisten tegen een mogelijke moordaanslag te beschermen?

2. Wanneer zal hij de Turkse leiders duidelijk maken dat de vrijheid van meningsuiting een van de beginselen is die aan de basis van de Europese democratieën liggen en dat het niet mogelijk is omwille van eender welk economisch of ander winstbejag de ogen te sluiten voor het feit dat Turkije opnieuw een absoluut autoritaire en totalitaire weg inslaat?

Antwoord

(9 november 1998)

1. De Raad beschikt niet over gegevens aan de hand waarvan hij de redenen voor het ontslag van de journalisten Mehmet Ali Birad en Cenghiz Candar, of het levensgevaar waarin zij zouden verkeren, zou kunnen beoordelen.

2. De Raad wenst erop te wijzen dat de Europese Raad van Luxemburg van 12/13 december 1997, conform het standpunt dat de Raad naar voren had gebracht in de Associatieraad met Turkije van 29 april 1997, eraan herinnerd heeft dat versterking van de banden van Turkije met de Europese Unie ook afhankelijk is van de afstemming van de normen en de praktijk inzake de mensenrechten op die van de Europese Unie. Hij betreurt het dat Turkije momenteel weigert zijn politieke dialoog met de Unie op dit gebied voort te zetten.