Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 2062/98 van Esko SEPPÄNEN aan de Commissie. Nationale maatregelen ter bevordering van het gebruik van duurzame energiebronnen

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 2062/98 van Esko SEPPÄNEN aan de Commissie. Nationale maatregelen ter bevordering van het gebruik van duurzame energiebronnen

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 2062/98 van Esko SEPPÄNEN aan de Commissie. Nationale maatregelen ter bevordering van het gebruik van duurzame energiebronnen

Publicatieblad Nr. C 118 van 29/04/1999 blz. 0019


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2062/98

van Esko Seppänen (GUE/NGL) aan de Commissie

(7 juli 1998)

Betreft: Nationale maatregelen ter bevordering van het gebruik van duurzame energiebronnen

De Europese Unie heeft zichzelf ten doel gesteld om het aandeel van duurzame energiebronnen in de energieproductie te verhogen tot 15 %. Volgens sommige berekeningen bedraagt dit aandeel momenteel slechts 8 %, waarvan meer dan driekwart afkomstig is van waterkracht. Indien er wordt gestreefd naar een stijging tot 15 %, moet dit worden bewerkstelligd met behulp van andere energiebronnen.

Beschikt de Commissie over informatie inzake het aandeel van duurzame energiebronnen in de energieproductie in elke lidstaat en worden er in de EU nationale programma's opgezet ter verhoging van het aandeel van duurzame energiebronnen tot 15 %?

Antwoord van de heer Papoutsis namens de Commissie

(22 september 1998)

Op 8 juni 1998 nam de Raad een resolutie aan over de bevordering van duurzame energiebronnen(1) met als duidelijke doelstelling het huidige aandeel van duurzame energiebronnen in het primaire energiegebruik in de Gemeenschap tegen 2010 te verdubbelen, van het huidige niveau van 6 % tot 12 %, op basis van aanbevelingen uit het in november 1997 aangenomen Witboek van de Commissie voor een communautaire strategie en een actieplan(2) betreffende duurzame energiebronnen.

De waterkracht (grote en kleine waterkrachtcentrales) nam in 1995 13 % van de totale elektriciteitsvoorziening in de Gemeenschap voor haar rekening. Het Witboek omvat tabellen met cijfers van het aandeel van duurzame energiebronnen in het totale energiegebruik per lidstaat, waarnaar het geachte parlementslid vraagt.

Als onderdeel van de in het Witboek uiteengezette strategie moeten de lidstaten een bijzonder grote rol spelen bij het streven het marktaandeel van de duurzame energiebronnen te vergroten. De meeste lidstaten hebben ofwel reeds nationale plannen en programma's op dit stuk, ofwel zijn doende dergelijke stelsels en maatregelen aan te nemen, waarbij zij bovendien de gelden zullen moeten toewijzen. De Commissie moedigt dit proces op nationaal en regionaal vlak sterk aan, maar het is aan de lidstaten dergelijke nationale programma's voor de ondersteuning en bevordering van duurzame energie op te zetten.

De belangrijkste rol van de Gemeenschap en de Commissie bestaat erin activiteiten op te zetten op Gemeenschapsvlak wanneer er sprake is van een toegevoegde waarde, toe te zien op de coördinatie van de door de lidstaten ondernomen acties en volledige transparantie, alsmede een samenhangende en zichzelf versterkende benadering en eerlijke mededinging te bewerkstelligen. De rol van de Commissie bestaat er duidelijk ook in toe te zien op het optimale gebruik van de bestaande Gemeenschapsmiddelen teneinde de duurzame energiebronnen te promoten. De Commissie moedigt de lidstaten actief aan om hun eigen nationale doelstellingen voor een groter aandeel van de duurzame energiebronnen in te voeren, uitgaande van hun binnenlandse omstandigheden. Hierbij wordt het subsidiariteitsbeginsel volledig gerespecteerd. Zij kan de lidstaten hier echter niet toe verplichten. De Commissie is verantwoordelijk voor het houden van het nodige toezicht op de duurzame energiebronnen en voor het indienen van voorstellen voor iedere aanpassing die tijdens de uitvoering van de strategie noodzakelijk zou kunnen blijken, teneinde de inspanningen van de Gemeenschap in hun geheel gericht te houden op de algemene doelstelling om tegen het jaar 2010 een aandeel van 12 % van de duurzame energiebronnen in de energiebalans van de Gemeenschap te hebben bewerkstelligd.

(1) PB C 198 van 24.6.1998.

(2) COM(97) 599 def.