Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 2200/98 van Jesús CABEZÓN ALONSO aan de Commissie. Gevolg arrest zaak C-106/96

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 2200/98 van Jesús CABEZÓN ALONSO aan de Commissie. Gevolg arrest zaak C-106/96

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 2200/98 van Jesús CABEZÓN ALONSO aan de Commissie. Gevolg arrest zaak C-106/96

Publicatieblad Nr. C 142 van 21/05/1999 blz. 0009


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2200/98

van Jesús Cabezón Alonso (PSE) aan de Commissie

(14 juli 1998)

Betreft: Gevolg arrest zaak C-106/96

Is de Commissie van oordeel dat het arrest van het Hof van Justitie van 12 mei 1998 (zaak C-106/96) de annulering inhoudt van door de EU gecofinancierde projecten op het gebied van:

- door NGO's gevoerde acties ten behoeve van ontwikkelingslanden;

- communautaire participatie in acties ter bestrijding van het gebruik van anti-personenmijnen;

- het Europees initiatief ten behoeve van de democratie en de bescherming van de mensenrechten?

Indien dit arrest inderdaad negatief zou uitvallen voor dergelijke projecten, hoe denkt de Commissie de gevolgen hiervan te compenseren of te corrigeren?

Antwoord van de heer Liikanen namens de Commissie

(26 oktober 1998)

De Commissie heeft een voorlopige maatregel genomen naar aanleiding van een arrest van het Hof van Justitie, waarin erop is gewezen dat enkel voor niet-wezenlijke acties communautaire uitgaven zonder de voorafgaande vaststelling van een handeling van afgeleid recht mogen plaatsvinden.

De Commissie, die waakt over de juiste tenuitvoerlegging van de gemeenschapswetgeving, kan dit arrest van het Hof niet naast zich neerleggen. Als met de uitvoering van de begroting belaste autoriteit is zij derhalve een grondig onderzoek begonnen van alle in de begroting 1998 opgevoerde begrotingsonderdelen die blijkbaar geen rechtsgrond hebben, teneinde na te gaan of zij de uitvoering ervan kan voortzetten in volledige rechtszekerheid. Dit onderzoek is momenteel voltooid en met betrekking tot de gebieden waarop het geachte parlementslid de Commissie heeft gewezen, komt zij tot de volgende resultaten.

Op 17 juli 1998 heeft de Raad de basisverordeningen vastgesteld voor begrotingspost B7-6000"Bijdrage van de Europese Unie aan maatregelen van niet-gouvernementele organisaties ten behoeve van ontwikkelingslanden"(1) en voor artikel B7-643"Gedecentraliseerde samenwerkingsacties in ontwikkelingslanden"1; de uitvoering hiervan kan dus onmiddellijk worden hervat.

De Commissie is van mening dat een groot deel van de acties in het kader van artikel B7-661"Bijdrage van de Gemeenschap aan acties met betrekking tot antipersoneelsmijnen" kan worden uitgevoerd op grond van specifieke verordeningen betreffende herstel en wederopbouwacties ten behoeve van ontwikkelingslanden, betreffende humanitaire hulp, of betreffende acties op het gebied van de hulp aan de ontwortelde bevolkingsgroepen in de ontwikkelingslanden in Latijns-Amerika en in Azië.

Bovendien kon tijdens de Raad Begroting van 17 juli een overeenkomst ad hoc met de begrotingsautoriteit worden bereikt waarin de voortzetting in 1998 van de financiering van alle acties op het gebied van de mensenrechten en de democratie wordt toegestaan, met inbegrip van de acties in het kader van artikel B7-702"Mensenrechten en democratie".

Dankzij dit akkoord konden de door het geachte parlementslid vermelde acties na een tijdelijke onderbreking worden voortgezet in het kader van de uitvoering van de begroting 1998.

Wat latere begrotingen betreft, heeft de Raad Begroting van 17 juli 1998 het Parlement, de Raad en de Commissie tevens toegestaan een algemene overeenkomst te sluiten om de problemen van de rechtsgronden bij de uitvoering van de begroting op te lossen, waardoor de meningsverschillen die hebben geleid tot de huidige toestand kunnen worden voorkomen.

(1) PB L 213 van 30.7.1998.