Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 2590/98 van Herbert BÖSCH aan de Commissie. Schoolreisjes in de Europese Unie

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 2590/98 van Herbert BÖSCH aan de Commissie. Schoolreisjes in de Europese Unie

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 2590/98 van Herbert BÖSCH aan de Commissie. Schoolreisjes in de Europese Unie

Publicatieblad Nr. C 182 van 28/06/1999 blz. 0013


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2590/98

van Herbert Bösch (PSE) aan de Commissie

(1 september 1998)

Betreft: Schoolreisjes in de Europese Unie

Schoolreisjes in de Europese Unie van klassen waarin leerlingen zitten die niet de nationaliteit van een EU-lidstaat hebben, gaan gepaard met een relatief grote bureaucratische en financiële rompslomp.

Toen een klas van een basisschool uit Dornbirn een excursie wilde maken naar andere EU-landen, moest er eerst een leerlingenlijst worden opgesteld en dienden de paspoorten en visa te worden gecontroleerd. Leerlingen uit niet-

EU-landen moesten een recente foto overleggen indien zij niet in het bezit waren van een eigen paspoort met een geldig visum. De volledig ingevulde en van foto's voorziene EU-schoolreisformulieren moesten op het districtskantoor opnieuw met de computer worden gecontroleerd en, na betaling van rechten, worden goedgekeurd.

1. Is de Commissie al op de hoogte van klachten over de relatief hoge bureaucratische rompslomp bij schoolreisjes in de EU? Wat werd hieraan tot dusverre gedaan?

2. Welke voorstellen liggen ter tafel en welke initiatieven heeft de Raad ontplooid of is hij voornemens te ontplooien?

3. Zou het niet voldoende moeten zijn als de schooldirectie een grensoverschrijding in het Verenigd Europa bevestigt?

4. Wanneer kunnen scholen in de EU rekenen op vereenvoudiging van deze bureaucratische rompslomp?

Antwoord van mevrouw Gradin namens de Commissie

(24 november 1998)

Bij besluit van 30 november 1994 heeft de Raad op basis van artikel K.3, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, een gemeenschappelijk optreden goedgekeurd ter vereenvoudiging van het reizen voor scholieren uit derde landen die in een lidstaat verblijven(1). Op grond van dit besluit wordt geen visum verlangd van scholieren die onderdaan zijn van een derde land en die legaal in een lidstaat verblijven, wanneer zij een schoolreis maken naar een andere lidstaat dan de lidstaat van verblijf. Deze versoepeling van de formaliteiten geldt echter niet in algemene of absolute zin. Het door het geachte parlementslid bedoelde formulier in de bijlage van het gemeenschappelijk optreden is bedoeld om te kunnen nagaan welke leerlingen aan een schoolreis deelnemen.

De administratiekosten, die volgens het geachte parlementslid buitensporig hoog zijn, worden bepaald door de nationale maatregelen ter uitvoering van het gemeenschappelijk optreden, waarin geen enkele financiële uitvoeringsbepaling is opgenomen.

De Commissie wijst er nadrukkelijk op dat het systeem dat door middel van het gemeenschappelijk optreden in het leven is geroepen, ondanks de onvolkomenheden, het reizen voor scholieren gemakkelijker maakt, in vergelijking met de vroegere situatie. Toen moest elke leerling uit een derde land over een eigen reisdocument beschikken, zonodig met een visum, dat individueel bij de consulaire autoriteiten van de lidstaat van bestemming moest worden aangevraagd. Omdat het onderzoek van deze aanvragen meestal veel tijd vergde, kon het visum heel vaak niet op tijd worden verstrekt en konden de betrokken scholieren niet deelnemen aan de schoolexcursie.

Omdat deze materie onder de samenwerking in het kader van titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie valt, zijn de gebruikelijke mechanismen op het gebied van de controle op de toepassing van het gemeenschapsrecht niet van toepassing. De Commissie heeft derhalve geen enkele rechtstreekse klacht ontvangen over de tenuitvoerlegging van dit gemeenschappelijk optreden.

(1) PB L 327 van 19.12.1994.