SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3007/98 van Umberto BOSSI aan dee Raad. Italiaans voorstel ter bevordering van aanwervingen zonder sociale bijdragen in Zuid- Italië
SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3007/98 van Umberto BOSSI aan dee Raad. Italiaans voorstel ter bevordering van aanwervingen zonder sociale bijdragen in Zuid- Italië
SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3007/98 van Umberto BOSSI aan dee Raad. Italiaans voorstel ter bevordering van aanwervingen zonder sociale bijdragen in Zuid- Italië
Publicatieblad Nr. C 118 van 29/04/1999 blz. 0176
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3007/98
van Umberto Bossi (NI) aan de Raad
(16 oktober 1998)
Betreft: Italiaans voorstel ter bevordering van aanwervingen zonder sociale bijdragen in Zuid- Italië
De Italiaans regering heeft onlangs het voorstel gedaan om in Zuid-Italië de aanwervingen te bevorderen door middel van vrijstelling van de bedrijven aldaar van het betalen van de sociale lasten, zonder te voren bij de communautaire autoriteiten te informeren of deze voorziening wettig is, zoals reeds in 1995 was gebeurd bij de invoering van "arbeids-leercontracten". Naar aanleiding van dit verzuim werd indertijd tegen Italië een overtredingsprocedure ingesteld wegens overtreding van de communautaire antitrustvoorschriften, hetgeen uitliep op het verzoek aan de bedrijven om alle in 1995 behaalde winst terug te betalen.
Kan de Raad mededelen of hij niet vindt dat de Italiaanse voorziening voor Zuid-Italië discriminatie is van de bedrijven in de andere regio's van het land, omdat zij wanneer zij nieuwe arbeidskrachten willen aanwerven geen enkele steun hierbij krijgen,
welke maatregelen hij denkt te treffen tegen Italië, teneinde verdere "vergeetachtigheden" bij de kennisgeving van nationale voorzieningen te voorkomen,
of hij niet meent dat de Italiaanse KMO's beter moeten worden beschermd, om te voorkomen dat juist het bedrijfsleven voor de vergissingen van de regering moet betalen?
Antwoord
(7 december 1998)
De Raad wijst het geachte parlementslid erop dat het niet aan de Raad is om zich uit te spreken over de vraag of door de lidstaten genomen maatregelen stroken met het Gemeenschapsrecht.
Krachtens artikel 155 van het EG-Verdrag behoort het tot de bevoegdheden van de Commissie om toe te zien op de toepassing van het Verdrag en het afgeleide recht.
De Raad kan ten aanzien van de verschillende onderdelen van de vraag van het geachte parlementslid dus geen standpunt innemen.