SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3093/98 van Miguel ARIAS CAÑETE aan de Commissie. Belasting op de invoer van olijfolie in Italië
SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3093/98 van Miguel ARIAS CAÑETE aan de Commissie. Belasting op de invoer van olijfolie in Italië
SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3093/98 van Miguel ARIAS CAÑETE aan de Commissie. Belasting op de invoer van olijfolie in Italië
Publicatieblad Nr. C 182 van 28/06/1999 blz. 0043
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3093/98
van Miguel Arias Cañete (PPE) aan de Commissie
(16 oktober 1998)
Betreft: Belasting op de invoer van olijfolie in Italië
Het Italiaanse parlement heeft onlangs zijn goedkeuring gehecht aan wet 313/98. Artikel 4, lid 1 van deze wet bepaalt dat de Italiaanse douane bij de invoer van olijfolie (ook van herkomst uit de Gemeenschap) in Italië controles moet verrichten, waarvan de kosten ten laste komen van de importeur.
Deze maatregel betekent een indirecte belasting op de invoer van communautaire producten, die duidelijk ten doel heeft de invoer van olijfolie uit andere landen van de Gemeenschap te ontmoedigen. De maatregel is bovendien strijdig met het vrije verkeer van goederen.
De maatregel is op 30 augustus ll. in werking getreden.
Welke dringende stappen wil de Commissie ondernemen om het vrije verkeer van goederen in dit concrete geval te verzekeren, en om de Italiaanse wet die aan de belemmering van deze vrijheid ten grondslag ligt op te schorten?
Antwoord van de heer Fischler Namens de Commissie
(12 november 1998)
De Commissie is ervan op de hoogte dat in het Italiaanse Parlement het wetsontwerp inzake de etikettering van olijfolie werd besproken. Bij het doornemen van het ontwerp heeft de Commissie geoordeeld dat het binnen de werkingssfeer valt van Richtlijn 88/182/EEG van de Raad van 22 maart 1988 tot wijziging van Richtlijn 83/189/EEG betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften(1), die werd gecodificeerd bij Richtlijn 98/34/EG(2)"normen en technische voorschriften ". De Commissie heeft de Italiaanse regering dan ook om de officiële en voorafgaande mededeling van dat wetsontwerp verzocht. Het wetsontwerp werd toegezonden op 4 mei 1998. Krachtens artikel 9, lid 1, van de richtlijn wordt de goedkeuring uitgesteld voor de duur van drie maanden, te rekenen vanaf de datum waarop de Commissie de mededeling heeft ontvangen. Die periode liep op 5 augustus 1998 ten einde.
Conform artikel 8 van de richtlijn heeft de Commissie de overige 14 lidstaten op 4 augustus 1998 in kennis gesteld van het door de Italiaanse regering voorgelegde wetsontwerp. Op grond van artikel 9, lid 2, van de richtlijn hebben twee lidstaten over dit wetsontwerp een gemotiveerd advies medegedeeld, waardoor opnieuw een periode van uitstel is ingegaan die tot 5 november 1998 liep. Op grond van artikel 9, lid 3, van de richtlijn heeft de Commissie aan Italië haar voornemen bekendgemaakt om ter zake wetgevende maatregelen te nemen. Krachtens hetzelfde artikel is door deze mededeling de periode van het uitstel tot 12 maanden verlengd, zodat die op 4 mei 1999 afloopt.
De Commissie heeft Italië er herhaaldelijk op gewezen dat goedkeuring van de wet, ondanks de periodes van uitstel na de mededeling van het wetsontwerp aan de Commissie en de toepassing van de procedure waarin de richtlijn voorziet, een inbreuk op het Gemeenschapsrecht zou vormen en de aldus goedgekeurde tekst conform arrest CIA/Securitel van het Hof van Justitie van 30 april 1996 niet jegens derden zou kunnen worden toegepast. Bovendien is die waarschuwing steeds opgenomen onder aan de lijst van de mededelingen die de Commissie heeft ontvangen. Die lijst wordt geregeld in het Publicatieblad(3) bekendgemaakt. Het feit dat die wet niet kan worden toegepast, geldt eveneens voor de bepaling waarnaar de geachte afgevaardigde uitdrukkelijk verwijst.
Ondanks het voorafgaande, is de wet afgekondigd en bekendgemaakt. De Commissie heeft tegen Italië dan ook een urgente inbreukprocedure geopend met betrekking tot het aspect van de inbreuk op de richtlijn "normen en technische voorschriften ". De beslissing is op 30 september 1998 goedgekeurd; tezelfdertijd is een persmededeling gepubliceerd. De ingebrekestelling is op 8 oktober 1998 betekend, met een antwoordtermijn van twee weken.
(1) PB L 81 van 26.3.1988.
(2) PB C 204 van 21.7.1998.
(3) PB C 177 van 10.6.1998.