Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3310/98 van Encarnación REDONDO JIMÉNEZ aan de Commissie. Landbouw - Import van aardamandelen uit derde landen

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3310/98 van Encarnación REDONDO JIMÉNEZ aan de Commissie. Landbouw - Import van aardamandelen uit derde landen

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3310/98 van Encarnación REDONDO JIMÉNEZ aan de Commissie. Landbouw - Import van aardamandelen uit derde landen

Publicatieblad Nr. C 207 van 21/07/1999 blz. 0048


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3310/98

van Encarnación Redondo Jiménez (PPE) aan de Commissie

(10 november 1998)

Betreft: Landbouw - Import van aardamandelen uit derde landen

De teelt van aardamandelen, Cyperus esculentus L., vindt van oudsher in het tuinbouwgebied rond Valencia (Spanje) plaats. Uit bibliografische gegevens blijkt dat sinds de 16e eeuw in deze Middellandse-Zeeregio, waar unieke agronomische en klimatologische omstandigheden heersen, aardamandelen worden verbouwd. De aardamandel wordt vooral gebruikt voor het bereiden van "horchata" (een soort notenmelk), een verfrissend drankje met een hoge voedingswaarde. De aardamandel wordt nog steeds in het Valenciaanse tuinbouwgebied verbouwd, ofschoon er de laatste jaren een ernstige crisis is uitgebroken die de continuïteit van deze traditionele en typisch Valenciaanse teelt in gevaar brengt. Een van de oorzaken van deze crisis is gelegen in de grootschalige import van dit product uit Afrikaanse landen.

Om deze reden zou ik de Commissie het volgende willen vragen:

1. Hoeveel ton aardamandelen zijn er de afgelopen jaren ingevoerd in de Europese Unie?

2. In welke (lucht)havens of douanekantoren zijn deze producten ingeklaard?

3. Onder welke douaneomschrijving kunnen aardamandelen worden ingevoerd?

4. Welke douane- of importtarieven worden op de invoer van aardamandelen in de Europese Unie geheven?

5. Aan welke fytosanitaire voorschriften moeten aardamandelen afkomstig uit derde landen voldoen om te kunnen worden ingevoerd in de Europese Unie?

Antwoord van de heer Monti namens de Commissie

(15 januari 1999)

1. De teelt van aardamandelen, Cyperus esculentus L., geschiedt hoofdzakelijk in de landen met een Middellandse-Zeeklimaat. De wortelstokken van de aardamandel zijn zo groot als een olijf en bevatten ongeveer 30 % olie, 30 % zetmeel, 20 % suiker en ook cellulose. Vanwege deze kenmerken wordt de aardamandel ingedeeld bij code 07149090 van de gecombineerde nomenclatuur. Deze tarifaire onderverdeling is een sluitpost van post 0714 en omvat derhalve verschillende producten zonder onderscheid. Aangezien er voor aardamandelen geen specifieke post bestaat kan de Commissie de handel in dit product niet exact vaststellen. Ter indicatie moge dienen dat de omvang van de invoer in Spanje voor post 0714 90 90 in 1996 1536 ton en in 1997 1.239 ton bedroeg.

2. De Commissie is niet in staat vast te stellen via welke havens of douanekantoren de aardamandelen zijn ingevoerd.

3. en 4. Het recht van het gemeenschappelijk douanetarief (GDT) voor dit product bedraagt 3 %. Er bestaat een vrijstelling van de douanerechten voor de producten van oorsprong uit de landen van Afrika, het Caraïbisch gebied en de Stille Oceaan, en de departementen en gebieden overzee (ACS-DOM-TOM). De producten van oorsprong uit de landen die in aanmerking komen voor het stelsel van algemene tariefpreferenties (SAP) genieten over het algemeen een verlaging van 30 % van het GDT-recht, een preferentieel tarief van 2,1 %, hetgeen evenwel niet geldt voor Chili, Mexico en Thailand die vanwege hun ontwikkelingspeil in deze sector niet meer in aanmerking komen voor preferentiële voordelen terwijl een en ander evenmin geldt voor de allerarmste landen, aangezien voor hen een volledige vrijstelling van de rechten geldt.

5. Er bestaan geen specifieke fytosanitaire EG-bepalingen voor aardamandelen, zodat de algemene bepalingen van toepassing zijn, zoals vastgesteld bij Richtlijn nr. 77/93/EEG van de Raad van 21 december 1976 betreffende beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen op het grondgebied van de lidstaten van voor planten of plantaardige producten schadelijke organismen(1). Dit zijn de bepalingen die zijn opgenomen in de verscheidene richtlijnen die moeten worden toegepast voor de officiële controle op levensmiddelen door laboratoria die daartoe bevoegd zijn verklaard, overeenkomstig Richtlijn 89/397/EEG van de Raad van 14 juni 1989 inzake de officiële controle op levensmiddelen(2). De controles betreffen onder meer de maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelen (Richtlijn 90/642/EEG van de Raad van 27 november 1990 tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op bepaalde producten van plantaardige oorsprong, met inbegrip van groenten en fruit(3) en de toepassingsrichtlijn hierop).

(1) PB L 26 van 31.1.1977, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 98/2/EG (PB L 15 van 21.1.1998).

(2) PB L 186 van 30.6.1989.

(3) PB L 350 van 14.12.1990.