SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3937/98 van Carlos ROBLES PIQUER aan dee Raad. Onmiddellijke vooruitzichten van het langetermijnproject op het gebied van kernfusie
SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3937/98 van Carlos ROBLES PIQUER aan dee Raad. Onmiddellijke vooruitzichten van het langetermijnproject op het gebied van kernfusie
SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3937/98 van Carlos ROBLES PIQUER aan dee Raad. Onmiddellijke vooruitzichten van het langetermijnproject op het gebied van kernfusie
Publicatieblad Nr. C 207 van 21/07/1999 blz. 0147
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3937/98
van Carlos Robles Piquer (PPE) aan de Raad
(4 januari 1999)
Betreft: Onmiddellijke vooruitzichten van het langetermijnproject op het gebied van kernfusie
Het besluit van het Amerikaanse Ministerie van Energie tot het terugroepen van zijn onderzoekers die werkzaam zijn in buitenlandse centra in het kader van het huidige ITER-project, brengt de overige partners, d.w.z. de EU, Japan en Rusland in een lastig parket.
Volgens recente berichten heeft Europa besloten om nog enkele jaren met het project door te gaan, maar dat er geen extra middelen meer voor worden vrijgemaakt.
Anderzijds speelt het verlies aan vertrouwen in de haalbaarheid op lange termijn van de optie tokamak (ITER) alternatieven als reactoren van het type stellarator in de kaart.
Kan de Raad mededelen welke plannen hij op dit terrein heeft en welke standpunten Japan en Rusland hierover hebben ingenomen? Kan de Raad voorts een standpunt bepalen over de begrotingslijn van de EU voor deze doelstelling gedurende de looptijd van het vijfde kaderprogramma? Tenslotte, kan, naar het oordeel van de Raad, de rechtsgrondslag voor deze begrotingslijn ongewijzigd blijven na het besluit van de Verenigde Staten?
Antwoord
(9 maart 1999)
1. Op 30 juni 1998 heeft de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie ingestemd met de verlenging van de ITER-EDA-overeenkomst(1) met drie jaar (22 juli 1998 tot en met 21 juli 2001)(2). De verlenging met drie jaar is ook goedgekeurd door twee andere partners bij de Overeenkomst, namelijk Rusland (op 16 juni 1998) en Japan (op 14 juli 1998).
Op 22 september 1998 hebben de Verenigde Staten (de vierde ITER-partner) hun goedkeuring gehecht aan de verlenging van de Overeenkomst met slechts één jaar (van 22 juli 1998 tot en met 21 juli 1999), met dien verstande dat de Verenigde Staten zich tijdens die periode zullen beraden over eventuele verdere deelneming(3).
2. Op 22 december 1998 heeft de Raad het vijfde kaderprogramma van Euratom voor activiteiten op het gebied van onderzoek en opleiding (1998-2002) aangenomen, met een financieel referentiebedrag van 1260 miljoen ecu, waarvan 788 miljoen voor kernfusie (in het vierde kaderprogramma beliep het bedrag voor fusie 840 miljoen ecu).
De Raad bereikte voorts overeenstemming over de twee onderzoek- en opleidings-programma's; daarbij werd met name afgesproken dat het onderzoek inzake kernfusie alleen via werkzaamheden onder contract wordt uitgevoerd. Zoals voorheen, blijft de doelstelling van de kernactiviteit inzake fusie de ontwikkeling van de capaciteit om een experimentele reactor te kunnen bouwen (de "next step"), zonder vooruit te lopen op het besluit dat over de bouw van de reactor zal worden genomen. Hoewel magnetische opsluiting, met inbegrip van tokamak, sferische tokamak, stellarator en omgekeerde veldinsnoering, de voornaamste activiteiten zullen zijn, zullen de nationale activiteiten op het gebied van traagheidsopsluiting en alternatieve concepten in het kader van technologiebewaking worden gecoördineerd.
3. De Raad verwacht niet dat er tijdens de looptijd van het vijfde kaderprogramma verandering zal komen in de prioriteiten van het fusieprogramma. Toch zal het programma op gezette tijden worden getoetst. Mochten er zich met name in de deelneming van een van de ITER-partners wijzigingen voordoen, dan zal de Raad de situatie opnieuw bezien.
(1) Activiteiten in verband met het engineeringontwerp van de internationale thermonucleaire experimentele reactor.
(2) PB L 335 van 10.12.1998, blz. 61.
(3) PB L 335 van 10.12.1998, blz. 63.