Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 68/98 van Hiltrud BREYER aan de Commissie. Werkloosheid onder vrouwen in de EU

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 68/98 van Hiltrud BREYER aan de Commissie. Werkloosheid onder vrouwen in de EU

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0068/98 van Hiltrud Breyer (V) aan de Commissie (30 januari 1998)

Betreft: Werkloosheid onder vrouwen in de EU

De officiële statistieken van de EU bevatten gedetailleerde gegevens over de werkloosheid onder vrouwen en het aandeel van vrouwen in de totale werkloosheid. Helaas ontbreken enkele, volgens ons zeer belangrijke gegevens uit de afzonderlijke lidstaten en de gehele EU:

1. Wat is het aandeel van de werkloze vrouwen in de totale vrouwelijke bevolking?

2. Hoe zien de arbeidspatronen van de werkende vrouwen eruit?

3. Hoe is het gesteld met de sociale en financiële voorzieningen voor niet geregistreerde werkloze vrouwen?

4. Hoe is het in de afzonderlijke landen gesteld met de sociale en financiële voorzieningen voor werkloze vrouwen?

5. Hoe worden de inkomsten van werkloze vrouwen berekend en welke factoren zijn hierop van invloed (bijv. burgerlijke staat, aantal kinderen, broers en zusters, enz.)?

Antwoord van de heer Flynn namens de Commissie (2 april 1998)

1. Het percentage werkloze vrouwen in verhouding tot de vrouwelijke populatie tussen 15 en 64 jaar was in 1996 (laatste jaar waarvoor volledige gegevens inzake de enquête naar de arbeidskrachten beschikbaar zijn):

>TABLE>

2. De door de Commissie in "Werkgelegenheid in Europa 1996¨gepresenteerde analyse toont aan dat vrouwen gewoonlijk in een beperkter aantal sectoren van activiteit en beroepen tewerk zijn gesteld dan mannen. In vier sectoren, die minder dan een derde van de totale werkgelegenheid van mannen en vrouwen voor hun rekening nemen, was in 1995 bijna de helft van alle werkende vrouwen tewerkgesteld (gezondheidszorg en sociale dienstverlening 16%, detailhandel 13%, onderwijs 10,5% en overheidsadministratie 7,5%). Aangezien drie van deze sectoren in termen van banen tot de snelst groeiende behoren, is in de loop van de tijd de sectorale concentratie van werkgelegenheid voor vrouwen toegenomen.

Vergelijkbaar werkt een onevenredig groot aantal vrouwen in betrekkelijk weinig beroepen. Drie grote beroepsgroepen namen 59% van de werkende vrouwen voor hun rekening, tegen slechts 40% van de totale werkgelegenheid van mannen en vrouwen (secretaresses, typistes, administratieve beroepen 22%, winkelpersoneel, serveersters, verkoop en dienstverlening 20,5%, technici - hetgeen verpleegsters, onderwijzeressen en welzijnswerkers omvat - 16%). Vrouwen zijn eveneens aanzienlijk minder kansrijk om in leidinggevende posities terecht te komen dan mannen. Terwijl 10% van de mannen als managers of hoge ambtenaren werkten, bekleedde slechts 6% van de vrouwen soortgelijke functies.

3. en 4. In beginsel zijn sociale-beschermingsrechten niet van het geslacht afhankelijk. De sociale-beschermingsrechten van degenen die niet tot de beroepsbevolking behoren, lopen in de Gemeenschap sterk uiteen. De jaarlijks door de Commissie gepubliceerde tabellen over het onderlinge informatiesysteem inzake sociale bescherming (Missoc) geven een redelijk volledig overzicht over de desbetreffende rechten. Een exemplaar van de laatste uitgave wordt rechtstreeks aan de geachte afgevaardigde en aan het Secretariaat-generaal van het Parlement toegezonden.

Hoewel er een grote variatie is, kunnen twee modellen worden onderscheiden: een waarin gezonde mensen buiten de beroepsbevolking alleen als een afgeleid recht sociale bescherming kunnen verwerven, en een tweede waarin een aantal van dergelijke rechten wordt toegekend op grondslag van de woonplaats. Sommige lidstaten kennen een combinatie van deze twee modellen. In sommige beschermingsstelsels wordt een aantal rechten eveneens toegekend aan verzorgenden, d.w.z. aan personen die zorgen voor jonge kinderen of afhankelijke ouderen.

5. De bovengenoemde Missoc tabellen verschaffen een nauwkeurig beeld van de uiteenlopende rechten van de vrouwen buiten de beroepsbevolking in de lidstaten. De burgerlijke staat is vanzelfsprekend belangrijk in stelsels met afgeleide rechten, zoals die ook belangrijk is wanneer het om alleenstaande ouders gaat. Het aantal kinderen van de ontvangers is van invloed op de berekening van verscheidene uitkeringen in de meeste sociale-beschermingsstelsels van de lidstaten. Naast de sociale bescherming in engere zin is het aantal personen ten laste gewoonlijk ook van invloed op de grootte van de huursubsidie en sommige andere uitkeringen.