SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 216/98 van María SORNOSA MARTÍNEZ aan de Commissie. Fraude bij Spaanse benzinestations
SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 216/98 van María SORNOSA MARTÍNEZ aan de Commissie. Fraude bij Spaanse benzinestations
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0216/98 van María Sornosa Martínez (GUE/NGL) aan de Commissie (11 februari 1998)
Betreft: Fraude bij Spaanse benzinestations
Een groot aantal benzinestations in de regio Madrid, die voor zover tot nu toe bekend is alle tot de Villanueva-groep behoren, hebben vermoedelijk fraude gepleegd ten detrimente van de consumenten, door te knoeien met de elektronische meters van de benzinepompen. Deze meters dateren van het eind van de jaren '70 en hebben in de jaren '80 de mechanische meters vervangen.
Bij deze nieuwe soort benzinepomp kunnen via een elektronische manipulatie van de kabel die de impulszender met de pomp verbindt de officiële controles gemakkelijk worden verijdeld en kunnen onbeperkte hoeveelheden worden verdonkeremaand. De ontdekking dat de zegels van sommige meters werden verwijderd is het bewijs dat de beschuldigingen van, tot nu toe, de Organisatie van consumenten en gebruikers (OCU) en de vereniging van ondernemers "Asociación de Empresarios de Movimientos de Tierra¨ (AEMAT) gegrond zijn.
Ofschoon momenteel slechts de benzinestations van bovengenoemde groep gecontroleerd worden, wordt niet uitgesloten dat er ook fraude is gepleegd door andere benzinestations in diverse Spaanse regio's. In 1997 hebben in totaal 268 pomphouders van de streek van Valencia de Generalitat verzocht een technische verificatie uit te voeren bij een aantal benzinepompen, omdat zij onregelmatigheden hadden geconstateerd bij het verstrekken van de brandstof.
Er hebben zich reeds soortgelijke gevallen van fraude voorgedaan in andere EU-landen, bijvoorbeeld in Italië, en de mogelijkheden van fraude worden door de steeds grotere verfijning van de meetinstrumenten niet beperkt, integendeel. Er bestaan twee van 1971 daterende richtlijnen van de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende meetmiddelen en metrologische controlemethoden (71/316/EEG ((PB L 202 van 6.9.1971, blz. 1. )) en 71/319/EEG ((PB L 202 van 6.9.1971, blz. 32. ))).
1. Welke maatregelen kan de Commissie treffen teneinde de meetinstrumenten en de metrologische controlemethoden te standaardiseren en fraude onmogelijk te maken?
2. Overweegt de Commissie een nieuwe richtlijn voor te stellen teneinde de bestaande regelgeving aan te passen en aldus de belangen van de consument beter te beschermen?
Antwoord van de heer Bangemann namens de Commissie (23 maart 1998)
De Commissie is voornemens binnenkort een richtlijn met betrekking tot een breed scala aan meetinstrumenten, waaronder die welke bij brandstofleverantie worden gebruikt, voor te stellen. Dit zal leiden tot de vervanging van de regeling uit hoofde van Kaderrichtlijn 71/316/EEG en de vervanging van Richtlijn 71/319/EEG, die geen betrekking had op instrumenten met elektronische onderdelen. Het voorstel zal de vorm van een richtlijn in het kader van de "nieuwe aanpak¨ aannemen. In het voorstel zullen bijgevolg prestatievereisten en keuzes inzake goedkeuringsprocedures worden opgenomen die de grondslag vormen van het beoogde doel, een hoge mate van consumentenbescherming. Dit houdt tevens in dat er plannen voor fraudepreventie moeten worden geëvalueerd.
Waar nodig, zullen de Europese normalisatie-instanties (het Europees comité voor normalisatie of het Europees comité voor elektrotechnische normalisatie) of de erkende internationale organisatie voor legale metrologie (OIML) technische oplossingen vaststellen die een vermoeden van overeenstemming met de prestatievereisten inhouden. Instrumenten die in overeenstemming met de richtlijn zijn, zullen van het CE-merkteken worden voorzien.
Bovendien zal het voorstel een vrijwaringsclausule omvatten die de overheidsinstanties de mogelijkheid geeft op te treden tegen producten die bij hen in de handel werden gebracht zonder in overeenstemming met deze richtlijn te zijn.