Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 566/98 van Jonas SJÖSTEDT aan de Commissie. Ethische commissies dierproeven

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 566/98 van Jonas SJÖSTEDT aan de Commissie. Ethische commissies dierproeven

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0566/98 van Jonas Sjöstedt (GUE/NGL) aan de Commissie (4 maart 1998)

Betreft: Ethische commissies dierproeven

In Zweden geldt al lange tijd het voorschrift dat alle dierproeven ethisch beoordeeld moeten worden voordat met de proeven mag worden begonnen. Deze beoordeling geschiedt in zogenoemde Ethische commissies dierproeven, waarin zowel de belangen van de onderzoekers als het algemeen belang zijn vertegenwoordigd. Deze commissies hadden tot dusver een adviserende stem.

De Zweedse regering heeft na de Zweedse Rijksdag voorgesteld het adviserende karakter van de Ethische commissies dierproeven te veranderen, zodat ze besluitvormend worden. De regering motiveert de verandering door erop te wijzen dat zulks noodzakelijk is opdat EG-richtlijn 86/609/EEG ((PB L 358 van 18.12.1986, blz. 1. )) wordt beschouwd als omgezet in de Zweedse wetgeving.

Is de Commissie van mening dat het op grond van richtlijn 86/609/EEG vereist is dat de lidstaten Ethische commissies dierproeven met besluitnemingsbevoegdheden instellen?

Antwoord van mevrouw Bjerregaard namens de Commissie (7 april 1998)

In artikel 12, lid 1 van Richtlijn 86/609/EEG betreffende de bescherming van dieren die voor experimentele en andere wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt, staat "De lidstaten stellen de procedures vast volgens welke vooraf aan het verantwoordelijke gezag kennis wordt gegeven van proeven of van gegevens betreffende de personen onder wier leiding proeven plaatsvinden¨ en lid 2 luidt "Wanneer het in de bedoeling ligt een dier te onderwerpen aan een proef waarin het hevige en mogelijk langdurige pijn zal of zou kunnen ondergaan, moet deze proef specifiek worden aangegeven en gemotiveerd bij of uitdrukkelijk worden toegestaan door het verantwoordelijke gezag...¨.

Artikel 24 luidt: "Deze richtlijn doet geen afbreuk aan het recht van de lidstaten om strengere regelingen toe te passen of vast te stellen... In het bijzonder mogen de lidstaten voorschrijven dat voor proeven of werkprogramma's waarvan overeenkomstig de bepalingen van artikel 12, lid 1, kennis is gegeven, van tevoren een vergunning moet zijn verleend (1).¨

Dit betekent dat het aan de lidstaten wordt overgelaten te bepalen volgens welke procedure een experiment gemeld moet worden en volgens welke procedure de toestemming moet worden verleend. Een ethische commissie dierproeven kan heel goed deel uitmaken van een dergelijke procedure.

De ethische aspecten van proeven met dieren worden steeds belangrijker. De Commissie moedigt de lidstaten ten zeerste aan om vrijwillig, in het kader van hun regelmatige herzieningen ethische commissies dierproeven in te stellen.