Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 737/98 van Werner LANGEN aan de Commissie. Communautaire merkenrichtlijn (AANVULLEND ANTWOORD)

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 737/98 van Werner LANGEN aan de Commissie. Communautaire merkenrichtlijn (AANVULLEND ANTWOORD)

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-0737/98

van Werner Langen (PPE) aan de Commissie

(2 maart 1998)

Betreft: Communautaire merkenrichtlijn

De communautaire merkenrichtlijn verleent een bijzondere wettelijke bescherming aan de producenten van merkartikelen en maakt het hen mogelijk de prijs van hun producten kunstmatig op een hoog niveau te houden. Deze regeling blijkt uit het oogpunt van de handelswetgeving zeer bedenkelijk, omdat hierbij de bescherming van de producenten van merkartikelen boven internationale overeenkomsten wordt gesteld. Hierdoor wordt het vrije verkeer van goederen beperkt en tegen de belangen van de consumenten gehandeld, omdat deze uiteindelijk de te hoge prijs moeten betalen.

Kan de Commissie derhalve mededelen:

1. hoe zij de gevolgen van de beperking van het vrije verkeer van goederen van de in 1995 in werking getreden communautaire merkenrichtlijn voor het concurrentie- en het consumentenbeleid beoordeelt en hoe zij de feitelijke overheersing van de belangen van de producenten van merkartikelen boven de belangen van de vrije wereldhandel en de consumenten motiveert,

2. welke gegevens zij bezit over de draagwijdte, aangezien de communautaire merkenrichtlijn de invoer van goedkopere merkartikelen verhindert, en de gevolgen sedert haar inwerkingtreding voor de verkoopprijzen van internationaal verkochte merkartikelen,

3. of zij op de hoogte is van de toepassing van de richtlijn in de praktijk in de EU-lidstaten en kan bevestigen dat bijv. in België de toepassing van de richtlijn ter verhindering van de parallelle invoer bij gerechtelijk vonnis als misbruik werd veroordeeld?

Aanvullend antwoord

van de heer Monti namens de Commissie

(2 juni 1998)

Ter vervollediging van haar antwoord van 8 april 1998(1) kan de Commissie thans het volgende meedelen.

1. Richtlijn 89/104/EEG van de Raad van 21 december 1988(2) heeft het principe van de communautaire uitputting van het merkrecht ingevoerd. Dit betekent dat, wanneer een door een merk beschermd product door de merkhouder of met zijn toestemming in de Gemeenschap in de handel is gebracht, het merkrecht niet langer kan worden ingeroepen om het vrije verkeer van het product op de interne markt te beperken. Deze regel is dus niet van toepassing op de parallelle invoer uit landen buiten de Gemeenschap. Deze bepaling betreffende de communautaire uitputting werd ingevoerd op vraag van het Parlement. Want terwijl in het oorspronkelijke voorstel de Commissie had gekozen voor het principe van de internationale uitputting, wilde het Parlement enkel de communautaire uitputting aannemen. In de huidige internationale economische betrekkingen kan het principe van de communautaire uitputting bepaalde voordelen voor de consument meebrengen, afhankelijk van het betrokken product. Dit principe kan namelijk een constante kwaliteit waarborgen van producten die op de interne markt in omloop zijn, alsook de dienst na verkoop blijvend verzekeren. De merkenrichtlijn heeft trouwens blijkbaar tot een toename van de mededinging tussen de producenten op de interne markt geleid. Om een algemeen zicht op de situatie te krijgen en op vraag van meerdere lidstaten, heeft de Commissie besloten een uitgebreide economische studie te bestellen betreffende de gevolgen van de keuze die in de merkenrichtlijn inzake uitputting is gemaakt. Deze studie zal zo spoedig mogelijk worden begonnen. Bovendien is het principe van de communautaire uitputting verenigbaar met de internationaal-rechtelijke regels en moet men vaststellen dat tegenwoordig geen enkele grote economische partner van de Gemeenschap en haar lidstaten het principe van de internationale uitputting van de rechten van industriële eigendom toepast.

2. Door de communautaire uitputting heeft de richtlijn in de lidstaten die vroeger de internationale uitputting kenden, tot gevolg de parallelle invoer uit derde landen te beperken, voorzover de merkhouders besloten zich te beroepen op hun rechten om die invoer te beperken of tegen te houden. Zo heeft een beperkt aantal ondernemingen, gespecialiseerd in de parallelle invoer van consumentenproducten uit de Verenigde Staten, de Commissie geïnformeerd dat zij werden geconfronteerd met vorderingen van merkhouders die zich kantten tegen invoer uit derde landen. De Commissie beschikt in dit verband niet over precieze cijfers. De gevolgen van de keuze voor het principe van de communautaire uitputting in de merkenrichtlijn en de gevolgen hiervan voor de parallelle invoer zullen gedetailleerd worden geëvalueerd op basis van bovengenoemde economische studie.

3. In geen enkele lidstaat voorziet de merkenwetgeving momenteel nog in het principe van de internationale uitputting. Er moet niettemin worden opgemerkt dat meerdere nationale rechterlijke instanties aan het Hof van Justitie prejudiciële vragen hebben gesteld betreffende de interpretatie van artikel 7 van de richtlijn. Zij vroegen zich af of deze bepaling de toepassing van het principe van de internationale uitputting al dan niet verbood (zaken Silhouette C-355/96, Ralph Lauren C-370/97, Calvin Klein C-4/98). Deze vragen strekken ertoe te vernemen of merkhouders zich mogen beroepen op hun merkrecht om de parallelle invoer uit derde landen te verhinderen. In de zaak Silhouette heeft de advocaat-generaal onlangs conclusie genomen en de interpretatie van de Commissie bevestigd, volgens welke de relevante bepaling van de richtlijn een volledige harmonisatiemaatregel vormt die de lidstaten niet langer toelaat in hun nationale wetgeving in het principe van de internationale uitputting te voorzien.

(1) PB C 304 van 2.10.1998, blz. 153.

(2) PB L 40 van 11.2.1989.