Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 980/98 van Anna KARAMANOU aan de Commissie. Bescherming van de gezondheid van kinderen tegen gevaarlijk speelgoed

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 980/98 van Anna KARAMANOU aan de Commissie. Bescherming van de gezondheid van kinderen tegen gevaarlijk speelgoed

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-0980/98

van Anna Karamanou (PSE) aan de Commissie

(18 maart 1998)

Betreft: Bescherming van de gezondheid van kinderen tegen gevaarlijk speelgoed

Volgens een studie van Greenpeace is veel speelgoed voor kleine kinderen in de Europese Unie van PVC gemaakt, een stof die toxische ftalaten en zware metalen (lood, cadmium, enz.) kan afgeven, welke kunnen binnendringen in het gevoelige organisme van kinderen. De gevolgen op lange termijn zijn cumulatief en kunnen tot afwijkingen leiden, zelfs in het voortplantingssysteem. Op het oppervlak van bepaald speelgoed werden cadmiumconcentraties gemeten die het gevolg zijn van een verandering van het PVC en die 460 keer hoger liggen dan de grenswaarden die in de VS zijn vastgelegd.

Welke maatregelen denkt de Commissie te nemen om de gezondheid van de kleine kinderen tegen de gevaarlijke giftige stoffen uit speelgoed te beschermen en wanneer zal zij grenswaarden vaststellen voor de zware metalen die bij het PVC worden gebruikt?

Antwoord van de heer Bangemann namens de Commissie

(23 april 1998)

Gedetailleerde grenswaarden betreffende de maximale dagelijkse biologische beschikbaarheid van bepaalde stoffen, waaronder ook lood en cadmium, zijn vastgesteld in Richtlijn 88/378/EEG van de Raad van 3 mei 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake de veiligheid van speelgoed(1).

Meer bepaald bedragen deze (dagelijkse) grenswaarden, als bepaald in bijlage II, punt II.3.2, 0,6 microgram voor cadmium en 0,7 microgram voor lood.

Bovendien moet speelgoed in ieder geval "voldoen aan de passende communautaire wetgeving inzake bepaalde categorieën producten of betreffende het verbod, de beperking van het gebruik of de etikettering van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten" (bijlage II, punt II.3.1). Volgens de richtlijn treffen de lidstaten alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat speelgoed slechts in de handel kan worden gebracht indien het aan de in bijlage II vermelde fundamentele veiligheidsvoorschriften voldoet en om speelgoed dat voor de veiligheid of gezondheid van gebruikers of derden gevaar kan opleveren uit de markt te nemen of om het in de handel brengen ervan te verbieden of te beperken. De lidstaten stellen de Commissie onverwijld van deze maatregelen in kennis.

Betreffende de in de vraag van het geachte parlementslid vermelde ftaalverbindingen moet worden gerefereerd aan de door de Commissie reeds gegeven antwoorden op de vragen H-114/97 van de heer Spencer in het vragenuurtje tijdens de vergaderperiode van maart 1997 van het Parlement(2), H-423/97 van de heer Pimenta in het vragenuurtje tijdens de vergaderperiode van juni 1997 van het Parlement(3), schriftelijke vragen 2474/97 en 2475/97 van mevrouw Breyer(4) en vraag H-921/97 in het vragenuurtje tijdens de vergaderperiode van december 1997 van het Parlement(5) van de heer Fitzsimons.

Bovendien houdt het wetenschappelijk comité inzake toxiciteit, ecotoxiciteit en het milieu zich met het vraagstuk van de ftalaten bezig; de Commissie beoordeelt momenteel het eerste advies van dit comité met het oog op mogelijke maatregelen op korte, middellange of lange termijn in deze aangelegenheid.

(1) PB L 187 van 16.7.1988.

(2) Handelingen van het Parlement (maart 1997).

(3) Handelingen van het Parlement (juni 1997).

(4) PB C 158 van 25.5.1998.

(5) Handelingen van het Parlement (december 1997).