SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1014/98 van Wilmya ZIMMERMANN aan de Commissie. Problemen met de voogdij over buitenlandse pleegkinderen in Duitse gezinnen en het vrije verkeer in de EU
SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1014/98 van Wilmya ZIMMERMANN aan de Commissie. Problemen met de voogdij over buitenlandse pleegkinderen in Duitse gezinnen en het vrije verkeer in de EU
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1014/98 van Wilmya Zimmermann (PSE) aan de Commissie (6 april 1998)
Betreft: Problemen met de voogdij over buitenlandse pleegkinderen in Duitse gezinnen en het vrije verkeer in de EU
Buitenlandse pleegkinderen hebben vaak niet dezelfde status als hun pleegouders. Dat geldt voor kinderen van asielzoekers of buitenlandse kinderen voor wie hun land van herkomst geen identiteitspapieren heeft uitgegeven (deels ook EU-landen). Vaak ontstaan daardoor moeilijkheden met het vrije personenverkeer (overschrijding van grenzen).
1. Welke oplossing wordt binnen de EU hiervoor beoogd?
2. Op welke wijze zal bij de oplossing van het probleem rekening worden gehouden met de VN-Conventie inzake de rechten van het kind, de Conventie van Den Haag betreffende de adoptie van kinderen en het voorstel voor een Europese Conventie betreffende het recht op een gezinsleven (voorstel van de Europese Coördinatie voor het recht van buitenlanders op een gezinsleven, 25 Bld de Bonne Nouvelle, F-75002 Parijs)?
Antwoord van mevrouw Gradin namens de Commissie (17 juni 1998)
De Commissie deelt de bezorgdheid van het geachte Parlementslid over het vrije verkeer van buitenlandse kinderen die legaal in de Gemeenschap verblijven of daar tijdelijk wonen.
In dit verband bepaalt artikel 2 van het Akkoord van Schengen dat de binnengrenzen overal zonder enige controle mogen worden overschreden.
Er werden bijvoorbeeld ook maatregelen genomen om het vrije verkeer van schoolkinderen uit derde landen die in de Gemeenschap reizen, te vergemakkelijken.
Drie richtlijnen ((PB C 306 van 17.11.1995, PB C 289 van 31.10.1995 en PB C 307 van 18.11.1995. )) die door de Commissie op 24 augustus 1995 werden voorgesteld om het vrije verkeer binnen de Gemeenschap te bevorderen, hebben eveneens betrekking op het vrije verkeer van legaal in de Gemeenschap verblijvende onderdanen van derde landen.
Noch de in 1989 goedgekeurde VN-Conventie inzake de rechten van het kind die een gemeenschappelijk kader verstrekt om de lidstaten in staat te stellen de bescherming van de rechten van het kind in de nationale rechtsorde op te nemen noch het Verdrag van Den Haag van 1993 dat betrekking heeft op de totstandbrenging van een samenwerkingsmechanisme om erop toe te zien dat gedurende de gehele adoptieprocedure vooral de belangen van het kind worden beschermd, bevatten specifieke bepalingen inzake het verkeer van pleegkinderen in de Gemeenschap.
Het voorstel voor een conventie betreffende het recht op een gezinsleven dat werd opgesteld door de Europese Coördinatie voor het recht van buitenlanders op een gezinsleven beoogt, in zijn huidige vorm, hoofdzakelijk de gezinshereniging en heeft niet specifiek betrekking op pleegkinderen.