Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1520/98 van María SORNOSA MARTÍNEZ aan de Commissie. Milieuramp nabij het natuurpark Doñana

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1520/98 van María SORNOSA MARTÍNEZ aan de Commissie. Milieuramp nabij het natuurpark Doñana

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-1520/98

van María Sornosa Martínez (GUE/NGL) aan de Commissie

(7 mei 1998)

Betreft: Milieuramp nabij het natuurpark Doñana

Op zaterdag 25 april jl. in de vroege ochtend brak de dam van de mijnen van Aznalcóllar in de provincie Sevilla door, met als gevolg dat meer dan 5 miljard liter water met zeer giftige metaalresiduen in de Guadamar terechtkwam. Een groot deel van de akkers liep onder water en het besmette afvalwater raakte zelfs tot aan het natuurpark Doñana. Hoe reageert de Commissie op deze milieuramp? Heeft zij reeds maatregelen getroffen? Staat zij in contact met de Spaanse autoriteiten? Acht zij het wenselijk zich ter plekke een beter beeld te gaan vormen van de omvang van de ergste milieuramp die Spanje ooit heeft gekend? Ziet zij enig verband tussen deze milieuramp en de klacht van januari 1996 van de Pacifistische Milieuvereniging van Andalusië (Confederación Ecologista Pacifista de Andalucía, CEPA) over het weglekken van residuen uit de dam van de mijnen van Aznalcóllar?

Antwoord van mevr.Bjerregaard namens de Commissie

(8 juni 1998)

De Commissie heeft via de media kennisgenomen van de milieuramp in de omgeving van het nationaal park Doñana. De Commissie betreurt dit ongeval en de gevolgen ervan, niet alleen voor het milieu maar ook voor de landbouw en visserij in het getroffen gebied.

De Commissie heeft contact gezocht met de Spaanse autoriteiten en heeft afspraken gemaakt omtrent een permanente uitwisseling van gegevens over de maatregelen die zijn getroffen enerzijds om het nationaal park en de omgeving ervan te beschermen en anderzijds om de consequenties van het ongeval zoveel mogelijk te beperken. De Commissie heeft de Spaanse autoriteiten aangeboden desgewenst deskundigen van de task-force van de Gemeenschap ter plekke te zenden om te helpen bij de beoordeling van de situatie en van de maatregelen die de Spaanse autoriteiten zelf hebben getroffen om de milieueffecten te beperken en met name om het nationaal park Doñana te beschermen. De Spaanse autoriteiten hebben hierop positief gereageerd en zeer binnenkort zal hieraan gevolg kunnen worden gegeven.

Het park Doñana is door de Spaanse autoriteiten aangewezen als speciale beschermingszone voor vogels uit hoofde van artikel 4 van Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand(1).

De Commissie heeft eind 1995 een klacht ontvangen over de verontreiniging van de rivieren de Agrio en de Guadiamar in Aznalcóllar door gevaarlijke stoffen afkomstig van de mijnbouwactiviteiten van het bedrijf Boliden Apirsa S.L. In het kader van de behandeling van deze klacht heeft de Commissie de Spaanse autoriteiten verzocht een reactie te geven op de aangekaarte feiten. De kwestie is op de agenda gezet van de "pakketvergadering" over klachten en inbreukprocedures op milieugebied die in november 1996 in Madrid is gehouden. De Spaanse autoriteiten hebben de Commissie op de hoogte gebracht van de maatregelen die zij hadden getroffen om een einde aan de vervuiling te maken. De klager is in 1997 door de Commissie in kennis gesteld van het antwoord van de Spaanse autoriteiten en hem is verzocht nieuwe elementen aan te dragen op basis waarvan het onderzoek zou kunnen worden voortgezet. De klager heeft niet op deze brief gereageerd. De Commissie heeft vervolgens op 25 maart 1998, op basis van de informatie die zij van de Spaanse autoriteiten had ontvangen en waaruit bleek dat de nodige maatregelen waren getroffen om de aan de kaak gestelde situatie op te lossen, en bij gebrek aan nieuwe gegevens, besloten de zaak als afgedaan te beschouwen. De klager is door de Commissie van dit besluit op de hoogte gesteld.

Zolang de oorzaken van de ramp niet zijn vastgesteld, is de Commissie niet in staat zich uit te spreken over een mogelijk verband tussen de ramp en genoemde klacht. De klacht had immers betrekking op waterverontreiniging als gevolg van de normale bedrijfsvoering, terwijl de oorzaken van het ongeval nog niet zijn opgehelderd.

(1) PB L 103 van 25.4.1979.