Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1593/98 van Ursula STENZEL aan de Commissie. Onderzoekprogramma's

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1593/98 van Ursula STENZEL aan de Commissie. Onderzoekprogramma's

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1593/98

van Ursula Stenzel (PPE) aan de Commissie

(25 mei 1998)

Betreft: Onderzoekprogramma's

Welke criteria worden er toegepast voor de selectie van deskundigen die verantwoordelijk zijn voor de allocatie van de onderzoekkredieten? Wordt hierbij ook een evenwicht tussen de verschillende landen nagestreefd?

Kan de Commissie nauwkeurig mededelen hoeveel deskundigen (en welke) betrokken waren bij de bestemming van kredieten voor Brite-Euram in 1996?

Kan de Commissie uitsluiten dat sommige landen hierbij naar verhouding weinig of in het geheel niet aan bod gekomen zijn en kan zij bevestigen dat dit geen enkele invloed heeft gehad op de allocatie van de kredieten?

Antwoord van mevrouw Cresson namens de Commissie

(17 juli 1998)

De voornaamste criteria die worden gehanteerd bij de selectie van deskundigen voor de evaluatie van voorstellen in het kader van de communautaire programma's voor onderzoek en technologische ontwikkeling (OTO) zijn:

- deskundigheid en ervaring op het gebied in kwestie;

- een passend evenwicht van achtergronden (bv. industrieel, academisch, gebruikers);

- afwezigheid van banden met de consortia die de ter studie liggende voorstellen hebben ingediend;

- afwezigheid van voor- of afkeur in verband met een bepaald voorstel of team.

De deskundigen worden gekozen uit zoveel mogelijk landen, voornamelijk lidstaten en met het kaderprogramma geassocieerde derde landen. Wanneer hun specifieke kennis vereist is, worden er ook deskundigen uit derde landen gekozen. Voor zover mogelijk vermijdt de Commissie dat een voorstel wordt geëvalueerd door deskundigen uit het land zelf dat het voorstel heeft ingediend. Bovendien worden de deskundigen op gezette tijden vervangen zodat wordt vermeden dat er zich "clubs" van evaluatiedeskundigen vormen.

De aantallen en de achtergrond van de deskundigen die in 1996 betrokken waren bij de evaluatie van voorstellen voor het programma industriële fabricagetechnologieën en geavanceerde materialen (Brite-Euram III) zijn als volgt:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Gezien de problemen met de beschikbaarheid van de deskundigen gedurende de evaluatiesessies is het niet altijd mogelijk de geplande geografische spreiding te handhaven. Uit de resultaten van bedoelde evaluatiesessies blijkt echter duidelijk dat het aantal deskundigen van een bepaald land in de evaluatiepanels nooit een invloed heeft gehad op de beoordeling van projecten uit datzelfde land.