Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1747/98 van Freddy BLAK aan de Commissie. In de Deense pensioenwetgeving worden vrouwen nog steeds gediscrimineerd

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1747/98 van Freddy BLAK aan de Commissie. In de Deense pensioenwetgeving worden vrouwen nog steeds gediscrimineerd

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-1747/98 van Freddy Blak (PSE) aan de Commissie (27 mei 1998)

Betreft: In de Deense pensioenwetgeving worden vrouwen nog steeds gediscrimineerd

Hoewel het per 1 juli 1999 verboden zal zijn mannen en vrouwen op pensioengebied in Denemarken anders te behandelen, zullen ten minste 450.000 Deense vrouwen toch minder pensioen ontvangen dan hun mannelijke collega's.

Bijna een half miljoen vrouwen betalen reeds premie aan een pensioenfonds dat vrouwen stelselmatig lager inschat dan mannen. Deze vrouwen vallen niet onder de wetswijziging die per 1 juli 1999 van kracht wordt.

Is de Commissie niet van mening dat het verschil tussen de pensioenen van mannen en vrouwen in strijd is met artikel 119 van het Verdrag van Rome? Had de wet niet een bepaling moeten bevatten die waarborgt dat alle vrouwen vanaf 1 juli 1999 gegarandeerd aanspraak kunnen maken op een pensioenregeling zonder discriminatie. Thans schatten 26 van de 43 pensioenfondsen in Denemarken vrouwen lager in dan mannen.

Antwoord van de heer Flynn namens de Commissie (22 juni 1998)

Overeenkomstig artikel 119 van het EG-Verdrag, zoals het is geïnterpreteerd door het Hof van Justitie in zijn arrest-Barber ((Jur. 1990, I-1889. )) van 17 mei 1990 en de daarmee samenhangende arresten die daarop zijn gevolgd, moet met ingang van 17 mei 1990 alle discriminatie zijn uitgebannen op het gebied van bedrijfs- of aanvullende pensioenen.

Voor bepaalde pensioenstelsels blijft een verschil in behandeling evenwel nog steeds mogelijk. Dat is het geval van stelsels waarbij kapitalisatie de financieringswijze is. Volgens de jurisprudentie van het Hof in de zaken C-152/91 Neath ((Jur. 1993, I-6953. )) (arrest van 22 december 1993) en C-200/91 Coloroll ((Jur. 1994, I-4389. )) (arrest van 28 september 1994), is, in het geval van dit soort stelsels, wat met betrekking tot artikel 119 van het EG-Verdrag geldt, de toezegging van de werkgever om een aanvullend pensioen uit te keren. Indien de toezegging een vaststaande bijdrage ten doel heeft (het geval van "stelsels met vaststaande premies¨), is het belangrijkste, met betrekking tot dit artikel, dat de overgemaakte bijdragen voor mannen en vrouwen gelijk zijn. Dit zou als gevolg kunnen hebben dat de uiteindelijke prestaties voor mannen en vrouwen verschillend zijn aangezien vrouwen langer leven.

Dit alles wordt duidelijk geïllustreerd door richtlijn 95/97/EG ((PB L 46 van 17.2.1997. )) van de Raad van 20 december 1996 tot wijziging van richtlijn 86/378/EEG (4) betreffende de tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen in ondernemings- en sectoriële regelingen inzake sociale zekerheid, die de integratie van de jurisprudentie van het Hof in het arrest-Barber en de daarmee samenhangende arresten ten doel heeft.