SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1927/98 van Roberta ANGELILLI aan de Commissie. Het geval Morabito in Italië
SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1927/98 van Roberta ANGELILLI aan de Commissie. Het geval Morabito in Italië
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1927/98
van Roberta Angelilli (NI) aan de Commissie
(18 juni 1998)
Betreft: Het geval Morabito in Italië
Op 5 oktober 1995 is de heer Domenico Morabito (40 jaar) in een auto van de gendarmerie vermoord, waarin hij had moeten plaatsnemen na enkele minuten eerder te zijn gearresteerd. Er zijn intussen bijna drie jaar verlopen, maar de moordenaars zijn nog niet geïdentificeerd en de weduwe en minderjarige kinderen hebben geen enkele vorm van schadeloosstelling ontvangen. Tegelijkertijd zijn tegen de vader van het slachtoffer, Giuseppe Morabito, niet minder dan drie processen gevoerd voor dezelfde misdrijven die hem worden toegeschreven, ondanks het feit dat de beschuldigingen gebaseerd zijn op getuigenissen van "spijtoptanten" die door onderzoekingen van de gendarmerie gelogenstraft zijn.
Is de Commissie niet van mening:
1. dat het geval Morabito in strijd is met het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens?
2. Denkt zij dat dit geval aan het Europees Hof voor de rechten van de mens kan worden voorgelegd?
3. In hoeveel en welke gevallen is Italië door het Europees Hof voor de rechten van de mens veroordeeld?
4. Acht zij het niet wenselijk Italië te herinneren aan de veroordelingen van het Europees Hof voor de rechten van de mens?
5. Wat is haar algemene oordeel over deze zaak?
Antwoord van de heer Van den Broek namens de Commissie
(10 juli 1998)
1. De Commissie is niet bevoegd in klachten over mogelijke schending door een lidstaat van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens te onderzoeken als het gaat om wetgeving of handelingen van nationale autoriteiten op een gebied dat buiten de werkingssfeer van het Gemeenschapsrecht valt.
2. Het is niet de taak van de Commissie om mogelijke schending van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens aan te geven bij het Europees Hof voor de rechten van de mens.
3. Inlichtingen over de gevallen waarvoor Italië door het Europees Hof voor de rechten van de mens werd veroordeeld, moeten bij dat Hof worden ingewonnen.
4. De Commissie hecht zeer veel belang aan eerbiediging van de mensenrechten overal ter wereld. De Unie heeft krachtens de Verdragen evenwel geen algemene bevoegdheid om eerbiediging van de fundamentele rechten te waarborgen. Zij heeft op dit vlak slechts bevoegdheid bij de toepassing van het Gemeenschapsrecht, dat op eerbiediging van de fundamentele rechten is gebaseerd. De Commissie meent dat het buiten haar bevoegdheid ligt om de Italiaanse autoriteiten te wijzen op de tegen hen uitgesproken veroordelingen van het Hof.
5. De Commissie betreurt de door het geachte parlementslid vermelde feiten, maar kan geen algemeen oordeel vellen over de door het geachte parlementslid bedoelde zaak.