Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 2713/98 van Leonie van BLADEL Dreigende militaire escalatie vredesproces Angola

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 2713/98 van Leonie van BLADEL Dreigende militaire escalatie vredesproces Angola

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-2713/98

van Leonie van Bladel (UPE) aan de Commissie

(1 september 1998)

Betreft: Dreigende militaire escalatie vredesproces Angola

Op 16 juli 1998 heeft Commissaris Leon Brittan gedurende het urgentiedebat over mensenrechten in het Europees Parlement mondeling toegezegd snel te zullen antwoorden op mijn vraag om ter voorkoming van een militaire escalatie van het vredesproces in Angola vanuit de EU-vertegenwoordiging in Luanda een duidelijk signaal af te geven dat een oplossing met militaire middelen, met gebruikmaking van het grondgebied van de Democratische Republiek Congo en Namibië, alsmede van de modernste wapens betaald uit de oliewinsten, en dat terwijl 60 % van de bevolking onder het bestaansminimum leeft, en de Angolese troepen zich nog steeds in het aangrenzende Congo-Brazzaville ophouden om de niet gekozen president in het zadel te houden, door de EU binnen de bestaande politieke relaties in het kader van het Akkoord van Lomé niet kan worden getolereerd en tot sancties moet leiden? Wanneer zal de Commissie die vraag beantwoorden?

Antwoord van de heer Pinheiro namens de Commissie

(7 oktober 1998)

De Commissie deelt de bezorgdheid over de voortdurende grote omvang van troepen en militaire uitrusting in Angola. Deze bezorgdheid is in de verscheidene verklaringen van de Unie inzake de situatie in dit land tot uiting gekomen, met name in de verklaring namens de Unie in de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties op 12 juni 1997, na de goedkeuring van Resolutie 1173/1998 van de Veiligheidsraad. In deze verklaring wordt er door de Unie bij de regering [van Angola] "op aangedrongen weerstand te bieden aan de verleiding om in antwoord op de provocatie door UNITA, militair op te treden,... en te blijven werken aan een vreedzame oplossing [van het geschil]".

In deze verklaring bracht de Unie nogmaals haar bezorgdheid tot uitdrukking over de voortdurende vertragingen van de zijde van UNITA (de Nationale Unie voor de algehele onafhankelijkheid van Angola) bij de voltooiing van het vredesproces, en met name de weigering van de oppositiebeweging en haar vertragende manoeuvres om de nog onder haar controle staande gebieden over te geven aan het nationale bestuur. Sedert de vorming van de regering van verzoening en nationale eenheid (GURN) op 9 april 1997 - een regering waarin leden van de UNITA zijn opgenomen - wordt de terughoudendheid van de oppositiebeweging onder leiding van de heer Savimbi om zich te houden aan de nog hangende bepalingen van het Protocol van Lusaka, aangemerkt als een belangrijke hinderpaal voor het vredesproces. Aan de andere kant blijft de Commissie bezorgd over de mogelijke gevolgen van de schorsing van UNITA-leden uit de regering.

De Commissie is in toenemende mate bezorgd over meldingen van een troepenconcentratie aan beide kanten die in Angola in de afgelopen maanden is waargenomen in het bijzonder sedert dit gebied zich in een uiterst hachelijke toestand bevindt, zoals de crisis in Kongo met de regionale vertakkingen daarvan heeft aangetoond. Het besluit om sancties in te stellen behoort tot de bevoegdheid van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, die voor het moment weliswaar sancties tegen UNITA heeft ingesteld, maar niet tegen de GURN. Dit besluit is door de Veiligheidsraad met eenstemmigheid aangenomen. De aspecten van de sancties met betrekking tot de handel zijn omgezet in Gemeenschapswetgeving. De Commissie volgt met bijzondere aandacht de situatie zoals deze zich in Angola ontwikkelt en is bereid de EU-samenwerking aan te passen aan de sociale, politieke en militaire toestand, met inachtneming van de bepalingen van de Overeenkomst van Lomé IV.