Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 2798/98 van Leonie van BLADEL aan dee Raad. Waarnemers aan grens Albanië/Kosovo

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 2798/98 van Leonie van BLADEL aan dee Raad. Waarnemers aan grens Albanië/Kosovo

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2798/98

van Leonie van Bladel (UPE) aan de Raad

(18 september 1998)

Betreft: Waarnemers aan grens Albanië/Kosovo

In Kosovo slagen de politieke leiders van de Albanezen, ondanks bemiddeling c.q. druk van de internationale gemeenschap, er niet in om een gezamenlijk platform voor onderhandelingen met de autoriteiten te vormen. Leiders van het zogeheten "Kosovo Bevrijdingsleger" (UCK) geven m.b.t. deelname aan eventuele onderhandelingen tegenstrijdige signalen af. Sommige zeggen onder bepaalde voorwaarden aan onderhandelingen te willen deelnemen. Andere zeggen te willen doorvechten tot wat zij noemen "de definitieve bevrijding van Kosovo", dan wel tot de vestiging van een Groot-Albanië is gerealiseerd.

Anderzijds worden nog steeds bijna elke dag wapens en manschappen voor het UCK vanuit Albanië naar Kosovo overgebracht, direct of via Macedonië. Zolang dat mogelijk is zal althans een (waarschijnlijk aanzienlijk) deel van het UCK niet geneigd zijn om eventuele onderhandelingen te steunen, laat staan het resultaat ervan te accepteren. En zolang het UCK zich niet openlijk voor onderhandelingen uitspreekt zullen ook de politici dat niet van harte doen.

Is de Raad bereid om te bevorderen dat er aan de grens tussen Joegoslavië enerzijds en Albanië en Macedonië anderzijds internationale waarnemers worden gestationeerd om verdere wapensmokkel te voorkomen, zodat aan het UCK een duidelijk signaal wordt gegeven dat enig streven naar een militaire oplossing van het conflict in Kosovo door de EU resoluut wordt afgewezen?

Antwoord

(7 december 1998)

De Raad blijft ernstig bezorgd over het voortduren van de gewelddadigheden en het verlies aan mensenlevens in Kosovo, met name onder de burgerbevolking. De Raad heeft er reeds herhaalde malen toe opgeroepen alle vijandelijkheden met onmiddellijke ingang te beëindigen en een nieuw begin te maken met een politiek proces, als enige oplossing voor de politieke problemen van Kosovo. De Raad is zich er ten volle van bewust dat Belgrado de belangrijkste verantwoordelijkheid draagt voor het ontstaan van de crisis en derhalve verantwoordelijk is voor de totstandbrenging van de noodzakelijke voorwaarden voor een dialoog. Tegelijkertijd heeft hij erop aangedrongen dat de gemeenschap van Albanese Kosovaren, met inbegrip van de gewapende groepen, zich verplicht tot het aangaan van een dialoog en derhalve afziet van gewelddadigheden en terroristische daden. Op 13 juli 1998 heeft de Raad geëist dat bijstand en steun van buitenaf aan bewapende groepen van Albanese Kosovaren onmiddellijk zou worden beëindigd. De Ministers hebben voorts verklaard dat "de Raad erkende dat ook op de gewapende groepen van Albanese Kosovaren een verantwoordelijkheid rust om geweld en alle gewapende activiteiten te voorkomen en herhaalde dat gewelddadigheden en terrorisme onaanvaardbaar zijn en geen oplossing bieden voor de problemen in Kosovo".

Wat de stationering van internationale waarnemers betreft, geeft de Raad prioriteit aan een versterkte aanwezigheid van waarnemers in geheel Kosovo, met name gezien de humanitaire problemen. De Waarnemersmissie van de Europese Gemeenschap (ECMM) - die niet alleen actief is in de Federale Republiek Joegoslavië (FRJ) / Kosovo, maar ook in Albanië, Macedonië en Bosnië - is een van de voornaamste elementen van de Diplomatieke Waarnemersmissie Kosovo (KDOM) die door de EU, de Verenigde Staten en Rusland is ingesteld. Doel van die missie is niet alleen om onpartijdige informatie te verkrijgen over de ontwikkelingen ter plaatse, maar ook om, louter door haar aanwezigheid, een matigende invloed op de strijd uit te oefenen. De Raad zou eraan willen herinneren dat de aanwezigheid van de OVSE in Albanië reeds voorziet in geregelde waarnemingen aan de grens tussen de Federale Republiek Joegoslavië (FRJ) en Albanië, en dat de UNPREDEP gestationeerd is aan de grens tussen de FRJ en Macedonië. De Raad is er vast van overtuigd dat een doublure van inspanningen in dezen contraproductief zou zijn.

De Raad wenst ook te attenderen op het besluit van de Raad van 22 september 1998, aangenomen op basis van artikel J.4, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, waarbij de West-Europese Unie wordt verzocht een onderzoek te voltooien naar de uitvoerbaarheid van mogelijke opties voor internationaal politieel optreden in Albanië, om de Albanese autoriteiten bij te staan in het herstellen van de openbare orde in het land. Dat zou ook de versterking omvatten van de capaciteit van de Albanese politie om de wapensmokkel tegen te gaan.

Tenslotte steunt de Raad ten volle de uitvoering van Resolutie 1160 van de VN-Veiligheidsraad, inclusief de bepalingen waarin wordt opgeroepen tot maatregelen om een einde te maken aan de stroom van externe steun, onder meer in de vorm van wapenleveranties en opleiding, aan het UCK in Kosovo.