Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3086/98 van Karin RIIS-JØRGENSEN Wederzijdse erkenning van milieukeuren

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3086/98 van Karin RIIS-JØRGENSEN Wederzijdse erkenning van milieukeuren

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3086/98

van Karin Riis-Jørgensen (ELDR) aan de Commissie

(16 oktober 1998)

Betreft: Wederzijdse erkenning van milieukeuren

Kan de Commissie, in verband met vraag P-0979/98(1) over de wederzijdse erkenning van milieukeuren in de Gemeenschap, en het antwoord daarop, mededelen hoe zij er in de praktijk voor tracht te zorgen dat de handel in biologische producten, overeenkomstig de voorschriften van de Interne Markt, kan plaatsvinden zonder dubbele controles?

Acht zij het redelijk dat er in sommige lidstaten of regio's een zo groot belang wordt gehecht aan een reeks aanvullende eisen dat een producent die reeds een nationale goedkeuring heeft verworven, nog een andere goedkeuring moet hebben, waarop zelfs het privaatrecht van de lidstaat in kwestie van toepassing is, om toestemming te krijgen voor uitvoer naar het land/de regio in kwestie?

Antwoord van de heer Fischler namens de Commissie

(9 december 1998)

In Verordening (EEG) 2092/91 van 24 juni 1991 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen(2) is bepaald dat de lidstaten een controlesysteem invoeren dat wordt toegepast door één of meer aangewezen controle-instanties en/of door particuliere organisaties die zijn erkend en waarop toezicht wordt uitgeoefend.

De lidstaten treffen ook de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat voor een marktdeelnemer die de bepalingen van de genoemde verordening naleeft en zijn bijdrage aan de controlekosten betaalt, de toegang tot het controlesysteem verzekerd is. Op die manier is toegang tot de markt ook verzekerd voor landbouwers die niet voldoen aan de aanvullende eisen die voor particuliere merken worden gesteld.

Bovendien mogen de lidstaten het in de handel brengen van biologische producten die voldoen aan de in de verordening gestelde productie- en controle-eisen, beperken noch belemmeren om redenen die verband houden met de productiemethode, de etikettering of de presentatie.

De autoriteiten in de lidstaten of de regio's mogen aan de producten waarop Verordening (EEG) 2092/91 van toepassing is (biologisch geteelde plantaardige landbouwproducten en levensmiddelen die hoofdzakelijk uit dergelijke producten bestaan), geen extra eisen stellen naast die welke in de verordening zijn opgenomen. De Commissie heeft geen aanwijzingen dat dergelijke eisen zouden worden opgelegd als voorwaarde om onder Verordening (EEG) 2092/91 vallende producten op de markt te mogen brengen.

(1) PB C 323 van 21.10.1998, blz. 101.

(2) PB L 198 van 22.7.1991.