SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3181/98 van Angela SIERRA GONZÁLEZ aan de Commissie. Internationaal Jaar van de oceanen
SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3181/98 van Angela SIERRA GONZÁLEZ aan de Commissie. Internationaal Jaar van de oceanen
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3181/98
van Angela Sierra González (GUE/NGL) aan de Commissie
(27 oktober 1998)
Betreft: Internationaal Jaar van de oceanen
Het jaar 1998 werd door de Verenigde Naties uitgeroepen tot "Internationaal Jaar van de oceanen". Zoals de Commissie bekend is maakt iedere evaluatie van de toestand van de oceanen duidelijk hoe ernstig de meeste problemen zijn die de oceanen aantasten.
Het is een concrete noodzaak dat het beleid inzake o.m. preventie van de verontreiniging van de zee, het zeevervoer van radioactieve stoffen, de instandhouding van de biodiversiteit en de ratificatie van het Verdrag over het zeerecht op de laatste stand wordt gebracht.
Daarom moeten er nieuwe initiatieven worden ontplooid die de Europese Gemeenschap in staat stellen een leidende rol te spelen bij het beleid inzake de instandhouding van de zeeën en de levende rijkdommen van de zee.
Welke maatregelen heeft de Commissie getroffen, in het bijzonder met het oog op het Internationale Jaar van de oceanen, of is zij voornemens te treffen om de communautaire en de internationale wetgeving te verbeteren evenals de methoden voor het beheer van de levende rijkdommen van de zee?
Welke concrete maatregelen zal de Commissie nemen op de volgende specifieke terreinen: mariene biodiversiteit, ratificatie van het Verdrag over het zeerecht, olieplatforms op hoge zee, vervoer van radioactieve stoffen over zee, visbestanden en lozingen in zee?
Antwoord van mevrouw Bjerregaard namens de Commissie
(22 december 1998)
Naast Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna(1) (de "Habitatrichtlijn"), die ook betrekking heeft op een aantal mariene biotopen, en diverse waterrichtlijnen die relevant zijn voor de kustgebieden, dragen talrijke regelgevingsactiviteiten van de Gemeenschap ertoe bij de kwaliteit van het mariene milieu te verbeteren.
De Commissie vertegenwoordigt de Gemeenschap in een aantal regionale internationale verdragen ter bescherming van het mariene milieu. Het betreft met name het Verdrag van Barcelona betreffende de Middellandse Zee, het Verdrag van Helsinki betreffende de Oostzee en het Verdrag van Oslo/Parijs (OSPAR-Verdrag) betreffende het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan. Deze verdragen betreffen vraagstukken van regionaal belang en kunnen eventueel, met het oog op de oplossing van regionale problemen, voorzien in regionale programma's en maatregelen die verder reiken dan de bescherming welke de Gemeenschap biedt. Hoewel veel van deze regionale acties vergelijkbaar zijn met de vigerende communautaire regelgeving voor activiteiten op het land, breiden zij de geboden bescherming uit tot delen van de open zee waarover de Gemeenschap geen bevoegdheid heeft en betreffen zij offshore-activiteiten zoals de scheepvaart en olie-exploratie en -exploitatie in volle zee.
Dit jaar zijn de partijen bij het Verdrag van Helsinki en het OSPAR-Verdrag in maart en juli op ministerieel niveau bijeengekomen en hebben zij een aantal historische besluiten genomen. De OSPAR-ministers hebben overeenstemming bereikt over een nieuwe bijlage bij het OSPAR-Verdrag betreffende de mariene biodiversiteit, besluiten met betrekking tot de ontmanteling van uit bedrijf genomen offshore-installaties voor olie- en gaswinning en emissiegrenswaarden voor een aantal industriële processen, alsmede strategieën inzake gevaarlijke en radioactieve stoffen en eutrofiëring. De Commissie steunt de werkzaamheden van het Europees Milieuagentschap inzake de indeling van mariene biotopen en de werkzaamheden in verband met een systeembenadering van de bescherming van het mariene milieu in het kader van OSPAR.
In de Commissie voor de bescherming van het mariene milieu in de Oostzee (HELCOM) hebben de ministers een akkoord bereikt over een nieuwe bijlage inzake de verontreiniging door de landbouw, die tot een vermindering van de nitraatlozingen moet leiden, en wijzigingen van de bijlage over de scheepvaart, teneinde schepen ertoe aan te zetten hun afval in de daartoe bestemde haveninstallaties te lozen. De Commissie heeft ook een communautaire richtlijn betreffende havenontvangstfaciliteiten voor scheepsafval en ladingresiduen van schepen(2) ingediend. De ministers zijn voorts strategieën overeengekomen inzake gevaarlijke stoffen en inzake een versnelde ontwikkeling en uitvoering van plannen voor het geïntegreerde beheer van kustgebieden.
De partijen bij het Verdrag van Barcelona zijn in november 1997 bijeengekomen en hebben hun goedkeuring gehecht aan een strategisch actieprogramma betreffende verontreiniging vanaf het land, dat vooral betrekking heeft op het ontwerpen en in de praktijk brengen van programma's ter bewaking van trends in de verontreiniging en biologische effecten. Zij hebben ook benadrukt dat prioriteit moet worden verleend aan het tot stand brengen van het nodige potentieel.
Onverminderd het feit dat de verontreiniging door schepen bij de reeds genoemde verdragen wordt gereguleerd, nemen de lidstaten ook deel aan de werkzaamheden in het kader van het Verdrag ter voorkoming van verontreiniging van de zee van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO).
De Commissie overweegt aanvullende communautaire maatregelen in die gevallen waarin de Gemeenschapswetgeving niet voorziet in de maatregelen welke in deze fora zijn overeengekomen c.q. de gevallen waarin zulks wenselijk is.
Het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee is namens de Gemeenschap op 1 april 1998 bekrachtigd en op 1 mei 1998 in werking getreden.
Het vervoer van kerntechnisch materiaal over zee wordt geregeld bij Richtlijn 93/75/EEG van de Raad van 13 september 1993 betreffende de minimumeisen voor schepen die gevaarlijke of verontreinigende goederen vervoeren en die naar of uit de zeehavens van de Gemeenschap varen(3). Zeer onlangs is bij Richtlijn 98/55/EG van de Raad van 17 juli 1998(4) en Richtlijn 98/74/EG van de Commissie van 1 oktober 1998(5) aan de autoriteiten de bevoegdheid verleend om informatie op te vragen over het radioactief materiaal dat wordt vervoerd en de plaats waar dit zich op het schip bevindt. De kennisgeving aan de autoriteiten van de categorie waartoe het schip behoort overeenkomstig de INF-regelgeving (IMO-gedragscode inzake het veilige vervoer van bestraalde splijtstof, plutonium en hoogradioactief afval in vaten op schepen, aangenomen op 4 november 1993), waarin melding wordt gemaakt van de totale hoeveelheid radioactiviteit die aan boord mag worden vervoerd, zal bovendien meer gedetailleerde gegevens dienen te bevatten. Dit zal de autoriteiten in staat stellen doeltreffender op te treden indien zich op zee een ongeval voordoet waarbij radioactieve stoffen zijn betrokken.
Het gemeenschappelijk visserijbeleid voorziet in maatregelen om de vloot te herstructureren en de visserij-inspanning aan te passen. Bovendien heeft de Gemeenschap besloten de uitvoeringsovereenkomst van de Verenigde Naties inzake de grensoverschrijdende visbestanden te bekrachtigen, heeft zij de overeenkomst van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de V.N.(FAO) ter bevordering van de naleving van de internationale instandhoudings- en beheersmaatregelen door visserijvaartuigen in volle zee bekrachtigd en heeft zij de FAO-gedragscode inzake verantwoorde visserij onderschreven.
In juni 1998 heeft de Commissie, vlak voor de vergadering van de OSPAR-ministers te Sintra, in samenwerking met een aantal NGO's te Lissabon een conferentie over de afvalproblematiek met betrekking tot de oceanen georganizeerd. Op deze conferentie zijn geen specifieke verzoeken ingediend om nieuwe wetgeving ter aanvulling van die welke thans reeds is ingevoerd of wordt voorbereid. Ten aanzien van de verontreiniging van de zee worden geen nieuwe initiatieven gepland. Wel is de nadruk gelegd op het feit dat de tenuitvoerlegging en naleving van de bestaande wetgeving vaak onvolledig is en nogal wat te wensen overlaat.
(1) PB L 206 van 22.7.1992.
(2) PB C 271 van 31.8.1998.
(3) PB L 247 van 5.10.1993.
(4) PB L 215 van 1.8.1998.
(5) PB L 276 van 13.10.1998.