SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3271/98 van Undine-Uta BLOCH von BLOTTNITZ aan de Commissie. Communautaire steun en verbetering van de kernveiligheid in Midden- en Oost- Europa
SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3271/98 van Undine-Uta BLOCH von BLOTTNITZ aan de Commissie. Communautaire steun en verbetering van de kernveiligheid in Midden- en Oost- Europa
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3271/98
van Undine-Uta Bloch von Blottnitz (V) aan de Commissie
(30 oktober 1998)
Betreft: Communautaire steun en verbetering van de kernveiligheid in Midden- en Oost- Europa
In haar antwoorden op de schriftelijke vragen E-2488/98, E-2489/98 en E-2490/98(1) probeert de Commissie het succes van de Europese steun voor verbetering van de kernveiligheid in de MOEL toe te lichten. Helaas gaat zij in haar toelichting slechts zeer summier in op bepaalde kwesties, waarvoor gedetailleerde inlichtingen over bepaalde gebieden noodzakelijk zijn.
Derhalve dienen deze vragen nog eens te worden herhaald:
1. Acht de Commissie de personeelssterkte ter afwikkeling van nucleaire onderdelen van de PHARE- en TACIS-programma's toereikend? Hoeveel medewerkers van de Commissie zijn daarmee belast en welke functie hebben zij?
2. Welke studies/onderzoekingen (titel, documentnummer) heeft de Commissie opgezet of aan derden in opdracht gegeven om de successen en/of mislukkingen van de Europese nucleaire steun in Midden- en Oost-Europa te evalueren?
3. Wanneer zal het Europees Parlement deze studies/onderzoekingen ter beschikking stellen of waar kunnen deze studies/onderzoekingen worden ingezien?
4. Hoe hoog zijn de financiële bedragen die de Europese Unie de MOEL tot dusverre ter verbetering van de situatie in hun atoomsector ter beschikking heeft gesteld en hoe kan het gebruik van dit geld over concrete steunprojecten ter plaatse of studies enz. worden uitgesplitst die door West-Europese consulting-firma's zijn uitgevoerd?
Antwoord van de heer van den Broek namens de Commissie
(18 december 1998)
De Commissie is van mening dat de middelen die konden worden toegewezen voor het beheer van de programma's voor nucleaire veiligheid onvoldoende zijn geweest. De continue stijging in de vastgelegde kredieten sinds 1990 ging niet gepaard met een evenredige stijging van de middelen. Dit heeft geleid tot een chronisch personeelstekort. Momenteel werken er veertien agenten op A- en B-niveau (ambtenaren en andere functionarissen) in de eenheden kernveiligheid van DG 1A (Buitenlandse Betrekkingen: Europa en de Nieuwe Onafhankelijke Staten, gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid, buitenlandse missies), en de gemeenschappelijke dienst "Relex". Ook DG XI (milieuzaken, nucleaire veiligheid), DG XII (onderzoek) en DG XVII (energie) hebben de programma's gesteund en eraan deelgenomen. Het gemeenschappelijk centrum voor onderzoek van de Commissie (GCO) wordt steeds nauwer bij de uitvoering van het programma betrokken. Ook wordt enige steun verleend in de delegaties in Moskouw en Kiev.
In 1996 verzocht de Commissie drie onafhankelijke deskundigen op het gebied van nucleaire veiligheid de toestand van de Oost-Europese kerncentrales te onderzoeken en voorstellen te doen voor het beleid van de Gemeenschap met het oog op verbetering van de veiligheid. De in 1997 door de Commissie gepubliceerde interim-evaluatie van Tacis is direct naar het geachte parlementslid en naar het secretariaat-generaal van het Parlement gezonden. In dit document wordt het programma voor nucleaire veiligheid geëvalueerd. Meer recentelijk heeft een onafhankelijk panel van deskundigen op hoog niveau, onder leiding van een voormalig directeur-generaal van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek, een rapport opgesteld over de kernveiligheid in de landen in Midden- en Oost-Europa en de Nieuwe Onafhankelijke Staten, waarin een toekomststrategie voor de Phare- en Tacis-programma's wordt geschetst(2). In het rapport wordt het programma uitvoering behandeld en worden voorstellen voor de toekomst gedaan. Dit document geeft niet noodzakelijkerwijs in alle gevallen het standpunt van de Commissie weer. Het rapport is naar het Parlement gezonden.
De mededeling betreffende activiteiten in de nucleaire sector in de landen van Midden- en Oost-Europa en in de Nieuwe Onafhankelijke Staten(3), dat door de Commissie naar het Parlement is gezonden, bevat de gevraagde informatie over financiële verplichtingen.
(1) PB C 135 van 14.5.1999, blz. 63.
(2) http://europa.eu.int/comm/dg1a/nss/index.htm.
(3) COM(98) 134.