SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3286/98 van Herbert BÖSCH Maatregelen ter voorkoming van vrouwenhandel
SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3286/98 van Herbert BÖSCH Maatregelen ter voorkoming van vrouwenhandel
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3286/98
van Herbert Bösch (PSE) aan de Commissie
(9 november 1998)
Betreft: Maatregelen ter voorkoming van vrouwenhandel
Bij de Oost-West-conferentie over het thema vrouwenhandel van begin oktober van dit jaar heeft Anita Gradin, Commissaris voor immigratie, justitie en binnenlandse zaken, toegelicht dat "500.000 vrouwen, waarvan tweederde uit Midden- en Oost-Europa, in de Europese Unie het slachtoffer zijn van vrouwenhandel".
Voorts werd vastgesteld dat de bestrijding van vrouwenhandel zeer problematisch is, omdat sancties alleen in het land van bestemming mogelijk zijn waar de handelaren meestal niet verblijven.
Op deze conferentie werd bekend gemaakt dat thans in Hongarije, de Tsjechische Republiek, Polen, Oekraïne en Bulgarije Europese voorlichtingscampagnes worden gevoerd.
1. Hoe zien deze voorlichtingscampagnes eruit?
2. Welke maatregelen worden genomen om de vrouwenhandel onder controle te krijgen?
Antwoord van mevrouw Gradin namens de Commissie
(8 januari 1999)
1. Voorlichtingscampagnes zijn een nuttig instrument ter verbetering van de bestrijding van de vrouwenhandel. Zij kunnen een bijdrage leveren aan de preventie door voorlichting te verstrekken aan vrouwen, het publiek beter bewust te maken van dit probleem, een netwerk van niet-gouvernementele organisaties (NGO's) en verenigingen te vormen, contacten tot stand te brengen tussen deze organisaties en nationale ambtenaren en rechtshandhavingsinstanties die zich met vrouwenhandel bezighouden, alsmede voorstellen voor passende wetgeving te doen.
In deze context heeft de Commissie tijdens de Oost-West-conferentie van 16 oktober 1998 in Wenen het gezamenlijke initiatief van de Unie en de Verenigde Staten toegelicht inzake de door La Strada in Polen en door IOM in Oekraïne gevoerde voorlichtingscampagnes. De aanzet tot deze voorlichtingscampagnes vormde een door het STOP-programma van de Commissie gefinancierde gezamenlijke bijeenkomst onder Luxemburgs voorzitterschap, tijdens welke deskundigen uit de Gemeenschap en uit de Verenigde Staten passende richtsnoeren hebben opgesteld. Een evaluatie van deze campagnes is reeds voltooid, en de resultaten zijn bemoedigend. Een van de belangrijkste resultaten zijn wellicht de vele nieuwe netwerken en partnerschappen die zich tussen ambtenaren en plaatselijke NGO's beginnen te ontwikkelen.
Deze twee in nauwe samenwerking met NGO-netwerken uitgevoerde voorlichtingscampagnes waren gebaseerd op contacten met ambtenaren en met vrouwen via plaatselijke NGO's. Bijeenkomsten met vrouwen en contacten met de media (voorlichtingsfilms op televisie, persconferenties, enz.) waren gericht op bekende risicogroepen en op het grote publiek. Aan vrouwen werd voornamelijk voorlichting gegeven over het gevaar dat voorstellen om in het buitenland te werken (b.v. via bemiddelingsbureaus) in werkelijkheid prostitutie inhouden, maar ook over andere gevaren, bijvoorbeeld schending van de lichamelijke integriteit, dwang, slavernij en risico's in verband met de administratieve situatie, alsmede over problemen bij de terugkeer naar het land van herkomst en over de gezondheid. Deze campagnes besteedden ook aandacht aan hulp aan slachtoffers en getuigen.
2. Het Europees initiatief voor democratie en mensenrechten, in het kader waarvan acties in de landen van Midden- en Oost-Europa (LMOE) en de Nieuwe Onafhankelijke Staten kunnen worden gefinancierd, heeft gedurende de laatste drie jaren financiële steun verleend aan NGO's voor de bestrijding van de vrouwenhandel in die landen. Een Oost-West partnerschap tussen La Strada, gevestigd in Polen, en de Nederlandse Stichting tegen Vrouwenhandel, heeft bewustmakings- en preventiecampagnes gevoerd in de landen waar dit probleem het meest voorkomt. Dit werk omvat tevens opleidingsacties om andere NGO's te helpen een actieve rol in deze campagnes te spelen.
De Commissie heeft verschillende initiatieven ontplooid om de bestrijding van de vrouwenhandel te intensiveren, zoals een conferentie in Wenen in juni 1996 en de mededeling aan de Raad en het Parlement van november 1996 betreffende een actieplan tegen vrouwenhandel voor seksuele exploitatie(1). De Commissie beheert tevens het STOP-programma, dat in november 1996 werd goedgekeurd(2). Dit is een stimulerings- en uitwisselingsprogramma voor personen die verantwoordelijk zijn voor acties tegen vrouwenhandel en seksuele uitbuiting van kinderen. Sinds 1996 zijn 30 projecten ondersteund, waaronder verschillende projecten waarbij kandidaat-lidstaten betrokken waren. Voorts zal, op verzoek van het Parlement, in 1999 een campagne tegen geweld tegen vrouwen worden georganiseerd. Bovendien heeft de Commissie bij de Raad een voorstel ingediend met het oog op de goedkeuring van een rechtsgrond voor het Daphne-initiatief(3), waarvan de voornaamste doelstellingen zijn: ondersteuning van de opbouw van NGO-netwerken en van proefprojecten, ondersteuning van de activiteiten van NGO's op het gebied van de bestrijding van geweld, inclusief vrouwenhandel, alsmede slachtofferhulp.
Andere door de Raad genomen maatregelen houden verband met Europol: de uitbreiding van het mandaat in november 1996 en het begin van de werkzaamheden in verband met vrouwenhandel in oktober 1998. In 1999 begint een specifiek project waarbij de LMOE betrokken zijn. De belangrijkste doelstellingen zijn bevordering van de uitwisseling van informatie, verbetering van een speciaal situatieverslag van de Unie gericht op geografische locaties, methoden, tendensen, bronnen en expertisecentra, opstelling van een overzicht en identificatie van specifieke grote criminele groeperingen. Dit project zal betrekking hebben op de preventie, de ontwikkeling van opleidingsprogramma's en de bescherming van getuigen. Voorts heeft de Raad in februari 1997 een gemeenschappelijk optreden aangenomen met het oog op de strafbaarstelling van mensenhandel(4).
Ten slotte heeft de Commissie op 9 december 1998 een mededeling goedgekeurd betreffende verdere maatregelen op het gebied van de bestrijding van de vrouwenhandel.
(1) COM(96) 567 def.
(2) PB L 322 van 12.12.1996.
(3) PB C 259 van 18.8.1998.
(4) PB L 63 van 4.3.1997.