Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3402/98 van Catherine LALUMIERE aan de Commissie. Mogelijkheid voor de EUAMKB (Europese Unie van ambachten en het MKB) om als volwaardige sociale partner deel te nemen aan het Europese sociale overleg

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3402/98 van Catherine LALUMIERE aan de Commissie. Mogelijkheid voor de EUAMKB (Europese Unie van ambachten en het MKB) om als volwaardige sociale partner deel te nemen aan het Europese sociale overleg

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-3402/98

van Catherine Lalumière (PSE) aan de Commissie

(9 november 1998)

Betreft: Mogelijkheid voor de EUAMKB (Europese Unie van ambachten en het MKB) om als volwaardige sociale partner deel te nemen aan het Europese sociale overleg

Het MKB en de ambachten zijn de essentiële structuur van de Europese economie, aangezien zij 99,8 % van alle bedrijven van de Europese Unie vertegenwoordigen. Zij zijn goed voor 68 miljoen arbeidsplaatsen, dwz. een groeiend aandeel (ca. 72 %) van de totale werkgelegenheid in de Europese particuliere niet-primaire sector. Derhalve draagt het MKB in aanzienlijke mate bij tot de schepping van rijkdom en arbeidsplaatsen.

Niettemin is de voornaamste organisatie die het ambacht en het MKB vertegenwoordigt (EUAMKB), met 9,14 miljoen bedrijven en ongeveer 50 miljoen werknemers, overeenkomstig de bepalingen inzake de instelling van de sociale dialoog (art. 4 van het sociale protocol) uitgesloten van de onderhandelingen die uitsluitend tussen drie organisaties (UNICE, CEED en ESC) plaatsvinden.

Deze situatie isoleert een essentieel deel van het MKB dat wordt verhinderd aan het Europese sociale overleg deel te nemen. Bovendien schijnen de huidige procedures de Conventies 87. en 9.8 van de IAO over het principiële recht van deelneming aan de onderhandelingen te negeren.

De rechtbank van eerste aanleg heeft onlangs de klacht van de EUAMKB verworpen en verklaart dat eiser, gelet op de bepalingen van de overeenkomst, noch aanspraak kan maken op het recht in het algemeen om deel te nemen aan de in de overeenkomst bedoelde onderhandelingsfase van de tweede procedure, noch in het onderhavige geval op het speciale recht om aan de onderhandelingen over de kaderovereenkomst deel te nemen.

Dit antwoord is, afgezien van de juridische motivering ervan, uit politiek oogpunt verre van bevredigend. De huidige gang van zaken doet afbreuk aan de goede werking van het Europese sociale model dat een sociale samenspraak van democratische inhoud impliceert.

Welke maatregelen kan de Commissie treffen om uit deze impasse te geraken?

Antwoord van de heer Flynn namens de Commissie

(3 december 1998)

De Commissie is van mening dat het midden- en kleinbedrijf (MKB) een cruciale rol toekomt bij de schepping van welvaart en arbeidsplaatsen in de Gemeenschap.

De Commissie heeft er zorg voor te dragen dat de ondertekenaars van een overeenkomst, die in communautaire wetgeving moet worden omgezet, in vergelijking met de reikwijdte van de overeenkomst voldoende representatief zijn. Wat de keuze van de onderhandelaars en daarna de onderhandelingen zelf aangaat,dient de Commissie de autonomie van de sociale partners te respecteren. Ten aanzien van de raadpleging zijn de Commissie en de Raad er inderdaad verantwoordelijk voor dat de geraadpleegde organisaties zo representatief mogelijk zijn. Het Gerecht van eerste aanleg heeft zich onlangs in een historisch arrest achter deze aanpak geschaard(1). Deze beginselen lopen in de pas met de Mededeling van de Commissie ten aanzien van de aanpassing en bevordering van de Sociale Dialoog op communautair niveau(2), waarin voorstellen zijn opgenomen ter verbetering van de werkzaamheden in het kader van de Sociale Dialoog.

Bij door de Commissie geïnitieerde raadplegingsprocedures zijn de vier grote organisaties van het MKB, te weten de Europese unie van het ambacht en het midden- en kleinbedrijf (UEAPME), EUROCOMMERCE, de Unie van Industriefederaties van de Europese Gemeenschap (UNICE) en het vakbondscomité van organisaties voor ambachtelijk personeel (COPA) altijd vertegenwoordigd. Ze zijn daarentegen niet allemaal uitgenodigd voor de vergaderingen tussen de sociale partners, de trojka en de staatshoofden en regeringsleiders, die door de Europese Raad over de werkgelegenheid te Luxemburg in november 1997 geïnitieerd zijn. Gezien het feit dat dit verzuimd is en er verbeteringen moeten worden aangebracht in de huidige structuur van het Permanente Comité voor arbeidsmarktvraagstukken heeft de Commissie tegelijk met de mededeling ook een voorstel voor een Besluit van de Raad goedgekeurd ten aanzien van de hervorming van dit comité. Dit voorstel beoogt een ruimere deelname van de sociale partners aan deze belangrijke trojka-vergaderingen te bewerkstelligen, in die zin dat ook de UEAPME, EUROCOMMERCE en de COPA aan de werkgeverszijde zullen kunnen deelnemen. Kortom, de Commissie stelt de Raad voor om een enkel, transparant en representatief forum voor het overleg over de werkgelegenheid op hoog niveau tot stand te brengen2.

Ten aanzien van de onderhandelingen dringt de Commissie in haar mededeling aan op een politiek compromis tussen de sociale partners dat er door een optimale vertegenwoordiging voor zorgt dat de Sociale Dialoog zo effectief mogelijk wordt en brede steun krijgt. Deze oproep, die aansluit bij het standpunt van het Parlement over het groenboek dat aan de Mededeling voorafging, heeft tot een discussie tussen de UNICE en de UEAPME geleid over een mogelijke UEAPME-deelname aan alle relevante gezamenlijke acties en onderhandelingsprocessen in het kader van de Sociale Dialoog. Deze discussie schijnt nu bijna tot een positieve afronding te zijn gebracht, hetgeen de Commissie buitengewoon zou toejuichen.

(1) Arrest 17 juni 1998, UEAPME tegen de Raad (zaak T-135/96), Jur. 1998).

(2) COM(98) 322 def.