Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3520/98 van Amedeo AMADEO Aanpassing vliegtuigen

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3520/98 van Amedeo AMADEO Aanpassing vliegtuigen

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3520/98

van Amedeo Amadeo (NI) aan de Commissie

(25 november 1998)

Betreft: Aanpassing vliegtuigen

Ten aanzien van het voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de inschrijving en het gebruik in de Gemeenschap van bepaalde typen civiele subsonische straalvliegtuigen die werden aangepast en werden gerecertificeerd als zijnde in overeenstemming met de normen van boekdeel I, deel II, hoofdstuk 3, van bijlage 16 van het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, derde uitgave (juli 1993) (COM(98) 0098 def. - SYN 98/0070)(1), wordt het volgende opgemerkt: hoewel instemming kan worden betuigd met het doel van het voorstel, nl. verbetering van de milieubescherming en van de veiligheid van het luchtverkeer, en tegelijkertijd handhaving van de bestaande programma's voor de vernieuwing van de luchtvloot van de maatschappijen van de Europese Unie overeenkomstig het bepaalde in richtlijn 92/14/EEG, kan niet worden ingestemd met de vrijstelling die in artikel 4, lid 2, is voorzien voor civiele subsonische straalvliegtuigen die uitsluitend buiten het grondgebied van de Gemeenschap of uitsluitend binnen de overzeese departementen van Frankrijk worden gebruikt.

Het is duidelijk dat de voorgestelde richtlijn grote inspanningen zal vergen van de luchtvaartmaatschappijen die goederen vervoeren, aangezien transportvliegtuigen over het algemeen ouder zijn en voornamelijk 's nachts gebruik maken van de luchthavens. Zou de Commissie dan ook formules kunnen uitwerken die verhinderen dat er eventueel gebruik wordt gemaakt van goedkope vlaggen via de in artikel 3, lid 3, voorziene tijdelijke uitzondering, hetgeen tot oneerlijke concurrentie zou leiden ten aanzien van de communautaire maatschappijen?

Antwoord van de heer Kinnock namens de Commissie

(11 januari 1999)

Aangezien de voorgestelde maatregel in de eerste plaats tot doel heeft te voorkomen dat de lawaaioverlast toeneemt op luchthavens op het grondgebied van de Gemeenschap, werd het niet gerechtvaardigd geacht de werkingssfeer van de maatregel uit te breiden tot vliegtuigen die niet op dat grondgebied worden geëxploiteerd. Dit zou onredelijke economische lasten meebrengen voor bepaalde maatschappijen zonder dat het milieuvoordelen zou opleveren voor de luchthavens in de Gemeenschap waar de lawaaioverlast het grootst is. Als de Commissie klachten ontvangt over misbruik van de vrijstellingsmogelijkheden, zal zij uiteraard volgens de toepasselijke procedures stappen ondernemen.

(1) PB C 118 van 17.4.1998, blz. 20.