Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3673/98 van Gerhard HAGER aan de Commissie. Financiële akkoorden met Tsjechië

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3673/98 van Gerhard HAGER aan de Commissie. Financiële akkoorden met Tsjechië

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3673/98

van Gerhard Hager (NI) aan de Commissie

(7 december 1998)

Betreft: Financiële akkoorden met Tsjechië

Commissaris Hans van den Broek heeft tijdens zijn bezoek aan de Tsjechische Republiek aan het begin van oktober met de Tsjechische minister van Financiën Svoboda drie financiële akkoorden gesloten, krachtens welke een bedrag van 36,9 mln ecu aan Tsjechië wordt uitgekeerd (PHARE-kredieten). Een deel van deze kredieten dient te worden besteed aan projecten ter democratisering en bescherming van de minderheden.

Kan de Commissie het volgende mededelen:

1. Vallen onder de bovengenoemde projecten ook projecten ter financiering van de Duitstalige minderheid?

2. Vloeien uit de afsluiting van financiële overeenkomsten verplichtingen op het gebied van de verbetering van de in het Europese Verdrag inzake de mensenrechten gegarandeerde rechten (opheffing van de Benes-decreten) voort?

3. Is de Commissie van mening dat de nog altijd van kracht zijnde Benes-decreten, waarvan de inhoud in strijd is met het volkenrecht en de mensenrechten, stroken met de criteria van Kopenhagen (eerbiediging en naleving van de mensenrechten)?

4. Is bij de schifting van het acquis deze problematiek van de Benes-decreten ooit aan de orde gesteld?

5. Zo nee, waarom niet? Zo ja, tot welke slotsom is de Commissie gekomen?

Antwoord van de heer van den Broek namens de Commissie

(13 januari 1999)

1. Op 12 oktober 1998 hebben de Tsjechische minister van Financiën en het ter zake verantwoordelijke lid van de Commissie documenten ondertekend met betrekking tot het nationale Phare-programma 1998 voor Tsjechië, waaronder ook een project tot steun aan meer integratie van de Roma in de Tsjechische samenleving.

2. De bijstand van Phare is afhankelijk van de naleving door Tsjechië van zijn toezeggingen krachtens de Europa-Overeenkomst, van nadere stappen ter voldoening aan de politieke en economische criteria die door de Europese Raad van Kopenhagen van juni 1993 zijn opgesteld en van de vooruitgang bij de tenuitvoerlegging van het partnerschap voor toetreding van maart 1998.

3. De tenuitvoerlegging van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden valt onder de verantwoordelijkheid van de Raad van Europa. Vragen over de verenigbaarheid van de Benes-decreten met genoemd verdrag kunnen alleen door die organisatie worden beantwoord. Voorts moge de Commissie het geachte parlementslid verwijzen naar de bepalingen van de Tsjechisch-Duitse Verklaring van januari 1997.

4. en 5. Er zijn geen problemen gerezen met betrekking tot de aangelegenheden die het geachte parlementslid te berde heeft gebracht n.a.v. de onderhandelingshoofdstukken die reeds gedurende het schiftingsonderzoek (de "screening") werden behandeld.