SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 373/99 van Olivier DUPUIS aan dee Raad. Gezondheidstoestand van Ukshin Hoti, verdwijningen en willekeurige arrestaties in de Federale Republiek Joegoslavië
SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 373/99 van Olivier DUPUIS aan dee Raad. Gezondheidstoestand van Ukshin Hoti, verdwijningen en willekeurige arrestaties in de Federale Republiek Joegoslavië
SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 373/99 van Olivier DUPUIS aan dee Raad. Gezondheidstoestand van Ukshin Hoti, verdwijningen en willekeurige arrestaties in de Federale Republiek Joegoslavië
Publicatieblad Nr. C 297 van 15/10/1999 blz. 0156
SCHRIFTELIJKE VRAAG P-0373/99
van Olivier Dupuis (TDI) aan de Raad
(17 februari 1999)
Betreft: Gezondheidstoestand van Ukshin Hoti, verdwijningen en willekeurige arrestaties in de Federale Republiek Joegoslavië
Op 14 mei 1998 verzocht het Europees Parlement de Raad in een urgentieresolutie(1) alles in het werk te stellen om ervoor te zorgen dat de autoriteiten van Belgrado de heer Ukshin Hoti, een Kosovaarse hoogleraar die door de autoriteiten van de Federale Republiek Joegoslavië op politieke gronden was veroordeeld, in vrijheid zouden stellen. De gezondheidstoestand van de heer Ukshin Hoti is sindsdien ernstig verslechterd als gevolg van de erbarmelijke omstandigheden waaronder hij gevangen wordt gehouden.
Kan het voorzitterschap van de Raad zich via zijn ambassadeur in Belgrado of langs andere kanalen vergewissen van de gezondheidstoestand en de detentieomstandigheden van de heer Hoti en de nodige stappen ondernemen om de onmiddellijke vrijlating van de heer Hoti - dus vóórdat zijn straftijd in mei van dit jaar verstrijkt - te bewerkstelligen?
Kan het fungerend voorzitterschap van de Raad meer in het algemeen mededelen hoeveel personen momenteel op grond van hun politieke overtuiging gevangen zitten en een schatting geven van het aantal personen dat sinds begin 1998 in de Federale Republiek Joegoslavië is gearresteerd zonder in staat van beschuldiging te zijn gesteld of eenvoudigweg is verdwenen?
Antwoord
(26 april 1999)
De Raad deelt geheel de bezorgdheid van het geachte parlementslid over de gezondheidstoestand van de heer Ukshin Hoti.
Het voorzitterschap heeft zijn ambassadeur in Belgrado daarom opgedragen contact op te nemen met de plaatselijke vertegenwoordigers van het Internationaal Comité van het Rode Kruis (ICRK), teneinde zich te vergewissen van de gezondheidstoestand en de detentieomstandigheden van de heer Hoti en na te gaan of er uitzicht is op een spoedige vrijlating. De vertegenwoordigers van het ICRK hebben de heer Hoti op 1 maart 1999 kunnen ontmoeten. Het voorzitterschap zal het parlement alle gegevens verstrekken die de ICRK-vertegenwoordigers aan zijn ambassadeur in Belgrado zullen meedelen.
De Raad waarschuwt het geachte parlementslid echter voor overdreven optimisme, omdat de betrekkingen tussen Belgrado en de Europese Unie momenteel zwaar op de proef worden gesteld, met name door de crisis in Kosovo en de eisen die de Raad aan de autoriteiten in Belgrado in dat verband heeft gesteld.
De Raad kan niet precies zeggen hoeveel personen momenteel wegens hun overtuiging gevangen zitten, c.q. zijn gearresteerd zonder in staat van beschuldiging te zijn gesteld, of zijn verdwenen. Volgens de cijfers die het ICRK in augustus 1998 heeft bekendgemaakt, onderzocht de organisatie toen de zaak van 138 naar verluidt door het Kosovaars Bevrijdingsleger ontvoerde Serviërs en Montenegrijnen en van meer dan 400 naar verluidt door de Servische strijdkrachten vastgehouden Albanezen. Het Hoge Commissariaat voor de Vluchtelingen van de Verenigde Naties (UNHCR) gaf een totaal op van 400 personen die als spoorloos waren gerapporteerd. Het UNHCR denkt dat van dit aantal momenteel circa 200 mensen door de politie worden vastgehouden.
(1) PB C 167 van 1.6.1998, blz. 197.