Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1642/99 van Monica Frassoni (Verts/ALE) aan de Raad. Richtlijn 95/29/EG, verordening (EG) nr. 411/98 en hun toepassing in Italië.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1642/99 van Monica Frassoni (Verts/ALE) aan de Raad. Richtlijn 95/29/EG, verordening (EG) nr. 411/98 en hun toepassing in Italië.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1642/99 van Monica Frassoni (Verts/ALE) aan de Raad. Richtlijn 95/29/EG, verordening (EG) nr. 411/98 en hun toepassing in Italië.

Publicatieblad Nr. 203 E van 18/07/2000 blz. 0013 - 0014


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1642/99

van Monica Frassoni (Verts/ALE) aan de Raad

(22 september 1999)

Betreft: Richtlijn 95/29/EG, verordening (EG) nr. 411/98 en hun toepassing in Italië

De Europese wetgeving (richtlijn 95/29/EG(1) en verordening (EG) nr. 411/98(2)), bepaalt dat voor het vervoer van dieren toestemming moet worden verleend en dat aan de gebruikte vervoermiddelen bepaalde eisen moeten worden gesteld. De Italiaanse wetgeving inzake het veterinair toezicht (DPR 320/54) bepaalt in artikel 37 dat deze toestemming jaarlijks moet worden vernieuwd.

1. Moet men de in de richtlijn genoemde toestemming beschouwen als een zonder vervaltermijn?

2. Moeten de structurele eisen aan de vervoermiddelen worden geverifieerd en, zo ja, om de hoeveel tijd?

(1) PB L 148 van 30.6.1995, blz. 52.

(2) PB L 52 van 21.2.1998, blz. 8.

Gecombineerd Antwoord op de schriftelijke vragen E-1641/99, E-1642/99 en E-1643/99

(24 januari 2000)

Bij Richtlijn 95/29/EG (1) is de regelgeving inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer als vastgesteld bij Richtlijn 91/628/EEG (2) van de Raad gewijzigd; in laatstgenoemde richtlijn werd in artikel 13, lid 1, oorspronkelijk bepaald dat de Commissie een verslag moest voorleggen, eventueel vergezeld van voorstellen, betreffende de maximumtijden voor het vervoer, de tussenpozen voor het voederen en het drenken, de rustperioden, de beschikbare ruimte en de normen waaraan de vervoermiddelen moeten voldoen voor het vervoer van bepaalde soorten dieren.

In de tweede overweging van Richtlijn 95/29/EG staat te lezen dat uit het verslag van de Commissie, dat is gebaseerd op een advies van het Wetenschappelijk Veterinair Comité, is gebleken dat op bovengenoemde punten ten aanzien van bepaalde soorten dieren normen kunnen worden vastgesteld op basis van de wetenschappelijke kennis en de opgedane ervaring.

Het doel dat de Raad voor ogen stond, zo blijkt duidelijk uit de vierde overweging, was de harmonisatie van de reistijden, de tussenpozen voor het voederen en het drenken, de rustperioden en de beschikbare ruimte voor bepaalde soorten dieren teneinde in het kader van de interne markt de technische belemmeringen voor het handelsverkeer in levende dieren weg te werken en een goede werking van de betrokken marktordeningen mogelijk te maken, met behoud van voldoende bescherming voor de betrokken dieren.

Op basis van die elementen heeft de Raad in het bijzonder de bepalingen vastgesteld:

- waaraan de lidstaten moeten voldoen wat het vervoer van eenhoevige huisdieren betreft (Bijlage, Hoofdstuk VII, punt 4, onder c), van Richtlijn 91/628/EEG, als gewijzigd bij Richtlijn 95/29/EG);

- die moeten worden nageleefd door vervoerders die dieren willen vervoeren, met inbegrip van de voorwaarden voor het verstrekken van de erkenning (artikel 5 van Richtlijn 91/628/EEG als gewijzigd bij Richtlijn 95/29/EG; bij Verordening (EG) nr. 411/98(3) zijn aanvullende normen betreffende de bescherming van dieren vastgesteld voor wegvoertuigen die worden gebruikt voor het vervoer van dieren bij reizen van meer dan acht uur);

- die meer specifiek betrekking hebben op het door de vervoerder op te stellen reisschema, dat de dieren tijdens het vervoer dient te vergezellen (met name bovengenoemd artikel 5, deel A, punt 2,

onder b), wat het vervoer op het grondgebied van de Gemeenschap betreft, en artikel 11, lid 2, van Richtlijn 91/628/EEG, als gewijzigd bij Richtlijn 95/29/EG, wat de invoer afkomstig uit derde landen betreft).

Ongeacht de wetgeving waarnaar hierboven wordt verwezen, zal het geachte parlementslid het ermee eens zijn dat het niet op de weg van de Raad ligt om zijn eigen besluiten te interpreteren, noch om de toepassing ervan in de lidstaten te controleren; die bevoegdheden zijn krachtens het Verdrag immers toegekend aan respectievelijk het Hof van Justitie en de Commissie.

(1) PB L 148 van 30.6.1995, blz. 52.

(2) PB L 340 van 11.12.1991, blz. 17.

(3) PB L 52 van 21.2.1998, blz. 8.