Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1767/99 van Jan Andersson (PSE) aan de Commissie. Maatregelen van de Commissie in het kader van haar eigen personeelsbeleid ter naleving van artikel 13 van het Verdrag en ter voorkoming van discriminatie wegens seksuele geaardheid.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1767/99 van Jan Andersson (PSE) aan de Commissie. Maatregelen van de Commissie in het kader van haar eigen personeelsbeleid ter naleving van artikel 13 van het Verdrag en ter voorkoming van discriminatie wegens seksuele geaardheid.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1767/99 van Jan Andersson (PSE) aan de Commissie. Maatregelen van de Commissie in het kader van haar eigen personeelsbeleid ter naleving van artikel 13 van het Verdrag en ter voorkoming van discriminatie wegens seksuele geaardheid.

Publicatieblad Nr. 203 E van 18/07/2000 blz. 0042 - 0043


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1767/99

van Jan Andersson (PSE) aan de Commissie

(11 oktober 1999)

Betreft: Maatregelen van de Commissie in het kader van haar eigen personeelsbeleid ter naleving van artikel 13 van het Verdrag en ter voorkoming van discriminatie wegens seksuele geaardheid

Artikel 13 van het Verdrag van Amsterdam kan naar behoren omgezet in concrete maatregelen een effectief instrument zijn om discriminatie op het werk te bestrijden. Enige tijd geleden

werd de aandacht gevestigd op een geval van discriminatie bij de Commissie: Een personeelslid met een homoseksuele relatie werden de rechten ontzegd die aan personeelsleden met heteroseksuele relaties worden toegekend. Dit kan worden opgevat als discriminatie van een personeelslid van de Commissie op grond van diens seksuele geaardheid.

Welke maatregelen heeft de Commissie genomen opdat haar eigen personeelsbeleid strookt met artikel 13 van het Verdrag, zodat er geen discriminatie ontstaat op grond van de seksuele geaardheid van personeel en sollicitanten?

Antwoord van de heer Kinnock namens de Commissie

(30 november 1999)

De Commissie vestigt de aandacht van het geachte parlementslid op haar systematische verzet tegen alle vormen van discriminatie, met inbegrip van discriminatie wegens seksuele geaardheid.

Artikel 1 bis van het voor alle Instellingen geldende Statuut van de ambtenaren van de Gemeenschappen garandeert een gelijke behandeling zonder direct of indirect onderscheid ten aanzien van seksuele geaardheid.

De status van homoseksuele of heteroseksuele stellen die ongehuwd zijn, is momenteel niet geregeld in het Statuut, dat uitsluitend geldt voor relaties die op een huwelijksovereenkomst zijn gebaseerd.

In 1997 heeft de Commissie een aantal maatregelen genomen waarbij aan stabiele relaties een bepaalde mate van erkenning is verleend met het doel ongehuwde heteroseksuele of homoseksuele stellen de beschikking te kunnen geven over een aantal administratieve faciliteiten die niet onder het Statuut vallen en die voorts financieel neutraal zijn. Deze maatregelen gelden voor ambtenaren en voor andere personeelsleden.

Sindsdien is in het door de Williamson-groep uitgebrachte verslag over de modernisering van het Statuut voorgesteld dat de Commissie aandacht schenkt aan de kwestie van geregistreerde partnerschappen met het oog op een eventuele erkenning daarvan.

In het licht van de inhoud van dat document en in de context van de huidige besprekingen over de hervorming van aspecten van het Statuut zou de Commissie kunnen overwegen een voorstel in te dienen dat in de lijn ligt van de door het geachte parlementslid geopperde ideeën en waarin ook rekening wordt gehouden met de uiteenlopende relevante wetgeving in de lidstaten.