Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2197/99 van Anna Karamanou (PSE) aan de Raad. Bestrijding van de honger in de wereld.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2197/99 van Anna Karamanou (PSE) aan de Raad. Bestrijding van de honger in de wereld.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2197/99 van Anna Karamanou (PSE) aan de Raad. Bestrijding van de honger in de wereld.

Publicatieblad Nr. 219 E van 01/08/2000 blz. 0117 - 0117


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2197/99

van Anna Karamanou (PSE) aan de Raad

(30 november 1999)

Betreft: Bestrijding van de honger in de wereld

Het eerste verslag dat de FAO (Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties) onlangs heeft gepubliceerd, geeft een zeer somber beeld van de toestand in de wereld omdat het in 1996 vooropgestelde doel, met name het aantal mensen dat honger lijdt tegen 2015 tot de helft verminderen, blijkbaar niet zal worden gehaald. In India bijvoorbeeld lijden 204 miljoen personen honger, in China 164 miljoen, in Noord-Korea en Mongolië de helft van de bevolking, en in Cambodja, Laos en de landen ten zuiden van de Sahara een derde van de bevolking. Bovendien zijn wereldwijd twee kinderen op vijf ondervoed. De VN van hun kant hebben bepaald dat de ontwikkelde landen 0,7 % van hun BNP moeten besteden aan humanitaire hulp voor de ontwikkelingslanden. Kan de Raad meedelen of, en zo ja door welke EU-landen, deze maatregel wordt toegepast?

Antwoord

(31 januari 2000)

Iìn de slotverklaring van de in november 1996 te Rome gehouden Wereldvoedseltop is de uitbanning van honger in alle landen en met name het halveren van het aantal mensen dat honger lijdt tegen het jaar 2015, als langetermijndoelstelling vastgesteld.

De verwezenlijking van deze doelstelling zou voor de mensheid een grote vooruitgang betekenen. De Raad heeft in het kader van de armoedebestrijdingsmaatregelen een hoge prioriteit toegekend aan activiteiten die gericht zijn op een grotere voedselzekerheid. In dit verband is de Raad voornemens de resultaten van de binnenkort aan te vangen evaluatie van het functioneren van de verordening van juni 1996 betreffende voedselhulp en voedselzekerheid nauwlettend te bestuderen. Hij hoopt conclusies te kunnen trekken die zullen leiden tot een grotere kwaliteit en doelmatigheid van de activiteiten om de voedselzekerheid in de ontwikkelingslanden te waarborgen.

De Raad beschikt niet over nauwkeurige gegevens betreffende de vorderingen die de lidstaten zouden maken in hun streven om 0,7 % van hun BNP te besteden aan ontwikkelingshulp.