SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2248/99 van Karl von Wogau (PPE-DE) aan de Commissie. Vergunningen particuliere ziekentransporten.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2248/99 van Karl von Wogau (PPE-DE) aan de Commissie. Vergunningen particuliere ziekentransporten.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2248/99 van Karl von Wogau (PPE-DE) aan de Commissie. Vergunningen particuliere ziekentransporten.
Publicatieblad Nr. 219 E van 01/08/2000 blz. 0129 - 0130
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2248/99
van Karl von Wogau (PPE-DE) aan de Commissie
(1 december 1999)
Betreft: Vergunningen particuliere ziekentransporten
Het Europees Hof van Justitie heeft in een arrest van 24 september 1998 bepaald dat ziekentransporten dienen te worden aanbesteed. In het licht van dit arrest zou de wetgeving inzake reddingsdiensten van alle Duitse deelstaten gewijzigd moeten worden, maar dit is nog niet gebeurd. Inmiddels heeft het Oberverwaltungsgericht van Nedersaksen in een vonnis (zaak 12 L 4158/97) bepaald dat ambulances waarmee gekwalificeerde ziekentransporten worden uitgevoerd die niet tot de reddingsdienst behoren die onder verantwoordelijkheid van de overheid valt, geen motorvoertuigen van de reddingsdienst in de zin van paragraaf 52, lid 3, vierde alinea van het Wegenverkeersreglement (StVZO) zijn en derhalve niet mogen worden toegelaten tot het verkeer op openbare wegen wanneer zij zijn voorzien van blauwe zwaailichten. De hulporganisaties, de klassieke concurrenten van de particuliere ondernemers, beschikken in alle deelstaten over vergunningen voor redding bij noodsituaties en mogen dus het zwaailicht op hun ambulances houden, terwijl de particuliere ondernemingen, die al vanwege het monopolie van overheidswege op redding in noodsituaties geen toegang hebben tot deze vorm van redding, dit niet mogen. Door dit vonnis gaan de opdrachten voor particuliere ondernemingen duidelijk achteruit, aangezien hun voertuigen niet mogen worden uitgerust met zwaailichten om in noodsituaties spoedtransporten te kunnen uitvoeren.
Is de Commissie ervan op de hoogte dat in Duitsland geen vergunningen voor ziekentransporten (laat staan voor redding in noodsituaties) worden verstrekt aan particuliere ondernemingen met het argument dat de behoefte aan ambulances gedekt is en dat verdere vergunningen tot extra kosten zouden leiden?
Is de Commissie van mening dat deze praktijken tot een preferentiële behandeling van traditionele ondernemingen leiden en dat de mededinging hierdoor wordt belemmerd?
Antwoord van de heer Bolkestein namens de Commissie
(27 januari 2000)
Gezien het arrest van het Hof van Justitie van 24 september 1998 in zaak C-76/97 (Tögel tegen Niederösterreichische Gebietskrankenkasse) kan de Commissie het geachte parlementslid meedelen dat reddingsdiensten en ziekenvervoer onder bijlage IA, categorie 2, van Richtlijn 92/50/EEG van de Raad van 18 juni 1992 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening(1) vallen, voorzover de waarde van de vervoerdienst hoger is dan die van de redding of de behandeling van de zieke. Als de in de richtlijn vastgestelde drempelwaarde wordt overschreden, moet de aanbesteding van de vervoerdienst in dat geval in alle lidstaten worden gepubliceerd. Het enige criterium voor de gunning van de opdracht is de laagste prijs of de economisch voordeligste aanbieding.
De Commissie heeft onlangs diverse klachten van particuliere vervoerondernemingen over de gang van zaken in verscheidene Duitse deelstaten ontvangen. Naar verluidt worden ziekenvervoerdiensten die onder de publicatieverplichting vallen, in bepaalde deelstaten niet gepubliceerd. De Commissie onderzoekt momenteel de wijze waarop de opdrachten in deze deelstaten worden gegund. Bovendien gaat zij na of de wetgeving van deze deelstaten inzake reddingsdiensten verenigbaar is met de bepalingen van Richtlijn 92/50/EEG. Na afloop van dit onderzoek zal de Commissie nagaan of zij krachtens artikel 226 (ex artikel 169) van het EG-Verdrag maatregelen zal treffen tegen eventuele inbreuken op het EG-Verdrag bij de gunning van reddings- en ziekenvervoerdiensten, en zo ja, welke.
(1) PB L 209 van 24.7.1992.