SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2546/99 van Guido Podestà (PPE-DE) aan de Raad. Voormalige grensplaatsen.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2546/99 van Guido Podestà (PPE-DE) aan de Raad. Voormalige grensplaatsen.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2546/99 van Guido Podestà (PPE-DE) aan de Raad. Voormalige grensplaatsen.
Publicatieblad Nr. 219 E van 01/08/2000 blz. 0178 - 0180
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2546/99
van Guido Podestà (PPE-DE) aan de Raad
(22 december 1999)
Betreft: Voormalige grensplaatsen
Na een langdurig en uitgebreid onderzoek waarbij een groot aantal ambtenaren van de diverse directoraten-generaal van de Europese Commissie betrokken waren, is komen vast te staan dat er van
de zijde van de EU-instellingen geen enkele evaluatie is opgemaakt van de consequenties van het wegvallen van de grenzen als grondslag van het sociaal-economisch bestel in de grensgebieden voor de geografische en economische situatie aldaar, hetgeen samenhangt met de instelling van de interne markt en nog in versterkte mate met de inwerkingtreding van het Verdrag van Schengen.
Hoewel wij allen zonder meer voorstander zijn van een steeds hechtere eenheid binnen de Europese Unie, is het niettemin ook onze absolute plicht rekening te houden met de belangen van alle Europese burgers. De enige voorziening die bij de inwerkingtreding van het Verdrag van Schengen van communautaire zijde is getroffen, betreft de invoering van een speciale mobiliteitsregeling voor douane-ambtenaren, maar er is niets ondernomen ten behoeve van degenen die een activiteit uitoefenden welke met het bestaan van de grenzen verband hield.
Is de Raad ook niet van mening dat er dringend behoefte is aan een grondige evaluatie van de noden en behoeften in deze specifieke gebieden van de Europese Unie?
Acht hij het voorts ook niet wenselijk dat er speciale logistieke en financiële ondersteuningsmaatregelen worden getroffen ten behoeve van degenen die op korte termijn nadelige gevolgen ondervinden van de instelling van de interne markt?
Antwoord
(14 februari 2000)
1. De Raad is zich bewust van de problemen in de grensgebieden van de Unie en deelt de mening van het geachte parlementslid dat de specifieke behoeften van die gebieden de nodige aandacht verdienen.
2. In het kader van de toepassing van het Schengen-acquis hebben tot nu toe 10 lidstaten de personencontrole aan de binnengrenzen afgeschaft.
Die maatregel heeft weliswaar vrij personenverkeer mogelijk gemaakt, maar heeft niet geleid tot het vertrek van de bevoegde autoriteiten uit het grensgebied. De staten die in Schengenverband samenwerken, hebben immers een regeling ingevoerd die onder meer voorziet in een versterking van de politiële en justitiële samenwerking. In de artikelen 39 en volgende van de Schengen-uitvoeringsovereenkomst wordt de basis voor de politiële samenwerking gelegd en wordt de staten verzocht samen te werken in het kader van verdergaande, bestaande en toekomstige bilaterale akkoorden tussen aan elkaar grenzende overeenkomstsluitende partijen. In het kader van die samenwerking zijn reeds bepalingen vastgesteld voor achtervolging en observatie en voor het verder ontwikkelen van informatie-uitwisseling, met name door detachering van contactambtenaren.
In de grensgebieden kan de regeling op verschillende manieren uitgewerkt zijn, onder meer in de vorm van gemeenschappelijke commissariaten of centra voor politiële en douanesamenwerking. Die instanties leveren belangrijk werk, zoals informatie verzamelen en uitwisselen, samenwerken bij het verwijderen van onregelmatig binnengekomen of verblijvende personen, asielzoekers overnemen, enz.
3. In haar recente ontwerp-mededeling betreffende Interreg onderstreept de Commissie dat de grensgebieden in het nationaal beleid vaak stiefmoederlijk behandeld zijn, wat hen in hun land op economisch gebied een perifere status heeft bezorgd.
Dankzij de interne markt en de EMU is de situatie inmiddels wel verbeterd, maar toch zijn nog extra inspanningen nodig om de samenwerking in het belang van de gebieden aan weerszijden van de grens te versterken.
4. In het kader van het communautaire initiatief Interreg voorziet de Europese Unie in financiële steun ter bevordering van een gemeenschappelijke aanpak inzake de ontwikkeling van het MKB, onderwijs, opleiding en culturele uitwisseling, gezondheidsproblemen in de grensgebieden, bescherming en verbetering van het milieu, energie-, vervoer- en telecommunicatienetwerken, gemeenschappelijke beheersystemen en grensoverschrijdende en transnationale instanties.
5. In de programmeringsperiode 1994-1999 heeft Interreg 2600 miljoen euro besteed aan het onderdeel grensoverschrijdende samenwerking.
In de nieuwe programmeringsperiode (2000-2006) is in deel A van Interreg ook de grensoverschrijdende samenwerking tussen aan elkaar grenzende territoriale gemeenschappen opgenomen, waarbij op basis van gemeenschappelijke strategieën voor duurzame ruimtelijke ontwikkeling gestreefd wordt naar het ontwikkelen van grensoverschrijdende economische en sociale groeikernen.
De totale bijdrage van het EFRO aan Interreg over de periode 2000-2006 is vastgesteld op 4875 miljoen euro; voor projecten en programma's in regio's van doelstelling 1 vormt de bijdrage ten hoogste 75 % van het totaalbedrag, voor de andere ten hoogste 50 %. De lidstaten moeten er bovendien op toezien 50 tot 80 % van de in het kader van Interreg toegewezen fondsen aan grensoverschrijdende samenwerking te besteden.
Wat de logistieke en financiële steun aan de grensgebieden betreft, vestigt de Raad de aandacht van het geachte parlementslid op de maatregelen in het kader van de structuurfondsen, meer bepaald van het communautaire initiatief Interreg ter ontwikkeling van de grensgebieden. Bij de afschaffing van de binnengrenzen zijn de financiële mogelijkheden van dit instrument voor structureel beleid ruimschoots benut.