Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2641/99 van Elizabeth Lynne (ELDR) aan de Commissie. Gezondheid en veiligheid in de gebouwen van de Europese instellingen.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2641/99 van Elizabeth Lynne (ELDR) aan de Commissie. Gezondheid en veiligheid in de gebouwen van de Europese instellingen.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2641/99 van Elizabeth Lynne (ELDR) aan de Commissie. Gezondheid en veiligheid in de gebouwen van de Europese instellingen.

Publicatieblad Nr. 330 E van 21/11/2000 blz. 0032 - 0033


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2641/99

van Elizabeth Lynne (ELDR) aan de Commissie

(12 januari 2000)

Betreft: Gezondheid en veiligheid in de gebouwen van de Europese instellingen

Kan de Commissie, in het bijzonder vanuit het oogpunt van de gezondheids- en veiligheidswetgeving, mededelen wat de juridische status is van de gebouwen van de Europese instellingen? Bestaat er een speciale regeling voor het Europees Parlement, of zijn de leden beschermd door de Belgische wetgeving wanneer zij in Brussel zijn, door de Franse wetgeving wanneer zij in Straatsburg zijn en door de Luxemburgse wetgeving wanneer zij in Luxemburg zijn?

Welke rechtsbescherming genieten de leden van het Europees Parlement en hun medewerkers, en uiteraard ook de ambtenaren van het Parlement zelf, tegen een onveilige en ongezonde werkomgeving?

In hoeverre wordt de communautaire gezondheids- en veiligheidswetgeving binnen de gebouwen van de Europese instellingen gehandhaafd? Tot slot, over welke rechtsmiddelen beschikken degenen die bij de Europese instellingen werken tegen een ongezonde en onveilige werkomgeving?

Antwoord van de heer Kinnock namens de Commissie

(16 februari 2000)

Ingevolge artikel 5, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk(1), is iedere werkgever verplicht, voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers te zorgen inzake alle met het werk verbonden aspecten. Zo moeten de Europese instellingen, als werkgevers en beheerders van grote organisaties, de arbeidshygiëne en de veiligheidsvoorschriften eerbiedigen die in een aantal wettelijke besluiten zijn neergelegd.

De door de Gemeenschapswetgeving vastgestelde minimumvoorschriften inzake gezondheid en veiligheid op het werk zijn in Richtlijn 89/391/EEG en in enkele verdere richtlijnen uiteengezet(2), die alle op basis van een voorstel van de Commissie en met instemming van het Parlement zijn goedgekeurd. Wat preventie en bescherming betreft verschaft artikel 7 van Richtlijn 89/391/EEG een kader voor de maatregelen die door de werkgevers moeten worden genomen. De belangrijkste door de richtlijn vastgestelde voorschriften zijn: evaluatie van de arbeidsplaatsen en preventie van de risico's; toezicht op de bouwplannen en -plaatsen van gebouwen die bestemd zijn om als arbeidsplaatsen te worden gebruikt; analyse en controle van de hygiëne op de arbeidsplaats en van de sociale infrastructuur; het ontwikkelen en doorgeven van instructies inzake veiligheid en hygiëne; opleiding van het personeel op gebied van preventie, veiligheid en hygiëne; informatie van de ondernemers en onderaannemers en coördinatie met hen over vraagstukken inzake veiligheid en gezondheid; adviezen van de werkgever en de leiding aan de werknemers en hun vertegenwoordigers naar aanleiding van alle vragen die uit deze punten voortvloeien.

De nationale gezondheids- en veiligheidswetgeving is niet van toepassing op de Europese instellingen. Het is echter duidelijk dat de Europese instellingen het communautaire recht terzake eerbiedigen.

Bovendien is het de instellingen natuurlijk toegestaan om een hoger niveau van veiligheids- en gezondheidsvoorschriften in te voeren dan in de wetgeving is vastgesteld. De Commissie heeft in feite strengere normen vastgesteld met betrekking tot de kenmerken van haar gebouwen, regels betreffende rokers en niet-rokers, brandpreventie, procedures die bij evacuatie van de werknemers of bij ernstig en onmiddellijk gevaar gevolgd moeten worden en voedselhygiëne.

De wettelijke beroepsmogelijkheden voor de functionarissen die in de Europese instellingen werkzaam zijn zijn opgenomen in het statuut (artikel 90), terwijl die voor de overige personeelsleden in hun contract worden aangegeven, en afhankelijk zijn van de juridische vorm ervan.

Voor de leden van het Parlement en hun medewerkers gelden specifieke regels. Aangezien de Commissie niet bevoegd is om dit deel van de vraag te beantwoorden, wordt het geachte parlementslid verzocht zich te wenden tot het secretariaat-generaal van het Parlement voor verdere informatie.

(1) PB L 183 van 29.6.1989.

(2) 89/654/EEG, 89/655/EEG en 89/656/EEG (PB L 393 van 30.12.1989); 90/269/EEG en 90/270/EEG (PB L 156 van 21.6.1990); 92/57/EEG en 92/58/EEG (PB L 245 van 26.8.1992).