Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-2861/99 van Michel Hansenne (PPE-DE) aan de Commissie. Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde - Achtste richtlijn.

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-2861/99 van Michel Hansenne (PPE-DE) aan de Commissie. Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde - Achtste richtlijn.

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-2861/99

van Michel Hansenne (PPE-DE) aan de Commissie

(7 januari 2000)

Betreft: Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde Achtste richtlijn

Al in 1990 stelde Fernand Herman de volgende vraag 2083/90(1) aan de Commissie: In het Verenigd Koninkrijk kunnen de Kroon, lokale overheden, alsmede soortgelijke organen terugbetaling vragen van de BTW op leveringen van goederen en diensten alsmede van de BTW op goederen die zij invoeren op voorwaarde dat deze leveringen of invoeren niet zijn bestemd voor een aan BTW onderworpen activiteit (niet-zakelijke doeleinden) of in zekere omvang zijn vrijgesteld van BTW. Deze procedure die bekend staat onder de naam terugbetalingstelsel, wordt toegepast ongeacht het feit of de betrokken organisaties hiervoor in aanmerking komen of niet. Is deze procedure wel in overeenstemming met de zesde BTW-richtlijn?

De Commissie heeft hier een voorlopig en onbevredigend antwoord op gegeven. Hoe komt het dat zij nooit een definitief antwoord heeft verstrekt?

Is de Commissie, wat dan meer in het bijzonder de vraag van mijn voorganger betreft, van mening dat ook openbare instanties van andere lidstaten dan het Verenigd Koninkrijk voor deze procedure in aanmerking komen en HM Customs & Excise overeenkomstig de achtste richtlijn om terugbetaling kunnen vragen van de BTW op goederen en diensten die in het Verenigd Koninkrijk worden aangekocht en eventueel aan de plaatselijke BTW zijn onderworpen?

(1) PB C 164 van 24.6.1991, blz. 10.

Antwoord van de heer Bolkestein namens de Commissie

(1 februari 2000)

Het gemeenschappelijk BTW-stelsel voorziet erin dat de lidstaten, de regio's, de departementen, de gemeenten en andere publiekrechtelijke instellingen in principe niet als belastingplichtigen worden beschouwd voor activiteiten of handelingen die zij als overheidsinstanties verrichten. Voor deze activiteiten of handelingen is er derhalve geen BTW verschuldigd.

De leveringen van goederen en de dienstverrichtingen door belastingschuldigen ten gunste van de lidstaten, de regio's, de departementen, de gemeenten en andere publiekrechtelijke instellingen, alsmede de goederen die zij invoeren zijn echter wel aan BTW onderworpen.

De lidstaten, lokale overheden en andere publiekrechtelijke instellingen zijn, omdat zij het statuut van niet BTW-plichtige bezitten voor activiteiten of handelingen die zij als openbare instanties verrichten, uitgesloten van het recht op aftrek van de BTW die betaald is bij de aankoop van goederen en diensten. Dit statuut van niet-belastingplichtige sluit hen uiteraard ook uit van de teruggave van BTW, via de terugbetalingsprocedure van de achtste richtlijn(1), die betaald is een andere lidstaat dan die van vestiging.

Teneinde met name te vermijden dat de BTW van invloed is op het besluit van de overheidsdiensten om zelf bepaalde handelingen te verrichten of een beroep te doen op particuliere bedrijven, hebben verschillende lidstaten, waaronder het Verenigd Koninkrijk, een mechanisme ingevoerd voor de volledige of gedeeltelijke teruggave van de BTW die door de overheidsinstanties op hun aankopen van goederen en diensten is gedragen. Het is van belang er rekening mee te houden dat het om een zuiver financiële operatie tussen verschillende overheidsinstellingen gaat, die afhankelijk is van ieder nationaal beleid op het gebied van de financiering van de overheidsdiensten.

Een dergelijk mechanisme is derhalve niet in strijd met de zesde BTW-richtlijn(2).

(1) PB L 331 van 27.12.1979.

(2) PB L 145 van 13.6.1977.