Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 545/99 van Christian ROVSING Inschrijving door de Deense openbare busmaatschappij COMBUS A/S

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 545/99 van Christian ROVSING Inschrijving door de Deense openbare busmaatschappij COMBUS A/S

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-0545/99

van Christian Rovsing (PPE) aan de Commissie

(1 maart 1999)

Betreft: Inschrijving door de Deense openbare busmaatschappij COMBUS A/S

De Deense openbare busonderneming COMBUS A/S heeft haar marktaandeel op het gebied van contractueel busvervoer in Denemarken verhoogd van 22-25 % naar 35-40 % door een inschrijving te doen beneden de marktprijs en deze te financieren via overheidssteun die bestemd was voor pensioenbijdragen en wachtgeldreserves voor ambtenaren en via compenserende financiering van een tekort. Het tekort, dat in de toelichting op de Deense wet 1998-99 L127 wordt genoemd, komt overeen met een verlies van een derde van het bedrijfskapitaal. Ook werd verdere staatssteun op grond van wetgeving uit december 1998 gebruikt. Acht de Commissie dit in overeenstemming met het mededingingsbeleid van de EU, onder andere met het verbod op verkoop beneden de marktprijs (predatory pricing) en de EU-maatregelen met betrekking tot staatssteun, mede gezien het feit dat het staatsbedrijf een groot aantal zelfstandige ondernemers heeft gedwongen hun deuren te sluiten? Zo niet, wil de Commissie dan een onderzoek starten?

Antwoord van de heer Kinnock namens de Commissie

(20 april 1999)

Aantijgingen in verband met het gebruik van overheidsmiddelen door ondernemingen kunnen overeenkomstig het communautaire stelsel voor de betalingen van staatssteun door administraties worden onderzocht. De Commissie is evenwel slechts verplicht formele procedures uit hoofde van de artikelen 92 en 93 van het EG-Verdrag in te leiden als zij twijfels heeft over het bestaan en de verenigbaarheid van staatssteun. Om artikel 92, lid 1, te kunnen toepassen, is met name vereist dat de steun de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen vervalst of dreigt te vervalsen en het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt.

Wat het vervoer over land betreft, voorziet het EG-Verdrag niet rechtstreeks in de volledige markttoegang, maar moet deze overeenkomstig artikel 75 via communautaire wetgeving worden bereikt. Wat geregeld busvervoer betreft, staat de concurrentie op communautair niveau alleen open voor internationale diensten en een beperkt aantal nationale diensten (diensten voor werknemers, scholieren en studenten - tot 11 juni 1999 alleen in grensgebieden) (Verordening (EEG) 2425/92 van de Raad van 23 juli 1992 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder vervoersondernemers worden toegelaten tot binnenlands personenvervoer over de weg in een lidstaat waar zij niet gevestigd zijn, is op 1 juni 1994 om formele redenen door het Hof van Justitie nietig verklaard (zaak C-388/92, Europees Parlement versus Raad [1994] Jurispr. I-2067), maar de juridische effecten ervan bleven gehandhaafd totdat de Raad een nieuwe regeling had vastgesteld. Verordening (EG) 12/98 van de Raad van 11 december 1997(1), die Verordening (EEG) 2454/92 vervangt, moet vanaf 11 juni 1999 worden toegepast.

In het geval van vermeende overheidssteun voor geregelde busdiensten in geografisch beperkte gebieden op het grondgebied van een lidstaat moet het effect op de handel tussen de lidstaten in elk afzonderlijk geval worden vastgesteld en geverifieerd. Wanneer het effect op de handel tussen de lidstaten niet kan worden bewezen, zijn de regels inzake staatssteun niet overtreden.

(1) PB L 251 van 29.8.1992.