Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 676/99 van Angela BILLINGHAM Beperkende praktijken in de autohandel

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 676/99 van Angela BILLINGHAM Beperkende praktijken in de autohandel

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-0676/99

van Angela Billingham (PSE) aan de Commissie

(9 maart 1999)

Betreft: Beperkende praktijken in de autohandel

Kan de Commissie meedelen of zij, in het licht van de onlangs tegen Volkswagen AG gevoerde zaak, waarin werd geconstateerd dat dit bedrijf de mededingingsvoorschriften van de EU overschreed door beperkende verkopen aan eindverbruikers afkomstig uit andere lidstaten, in het licht ook van de grote verscheidenheid in autoprijzen in de Europese Unie en de toenemende goedkopere grijze import van auto's die rechtstreeks aan de consument worden verkocht door autoverkopers die buiten het officiële netwerk van dealers (meestal in het Verre Oosten) opereren, bereid is de herziening van de groepsvrijstellingsverordening voor de distributie van motorvoertuigen, die voor 2001 gepland is, eerder door te voeren?

Antwoord van de heer Van Miert namens de Commissie

(31 maart 1999)

De Verordening inzake de groepsvrijstellingsverordening voor de distributie van auto's (Verordening (EEG) 1475/95 van de Commissie van 28 juni 1995 betreffende de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op groepen afzet- en klantenservice-overeenkomsten inzake motorvoertuigen(1)) is op 1 juli 1995 in werking getreden en verstrijkt op 30 september 2002. De Commissie moge de geachte Afgevaardigde refereren aan artikel 11 van die verordening waarin wordt bepaald dat de Commissie op geregelde tijdstippen de toepassing van de verordening zal bezien, met name wat de prijsverschillen tussen de verschillende lidstaten en de kwaliteit van de dienstverlening aan de eindverbruiker betreft.

De Commissie heeft sedert 1993 in haar halfjaarlijks verslag over de autoprijzen(2) toezicht gehouden op de prijsverschillen in de Gemeenschap. Deze publicatie is gebaseerd op de aanbevolen kleinhandelsprijzen die de fabrikanten op respectievelijk 1 mei en 1 november aan het Directoraat-generaal Concurrentie voorleggen voor hun modellen die het meest worden verkocht in de Gemeenschap. Het is juist dat de Commissie heeft vastgesteld dat er grote prijsverschillen zijn tussen het Verenigd Koninkrijk en de overige lidstaten die ten dele zijn toe te schrijven aan de sterkte van het pond sterling en niet zozeer aan wijzigingen in de aanbevolen catalogusprijzen.

De toenemende doorzichtigheid van de prijzen, in de hand gewerkt door de periodieke verslagen van de Commissie over de autoprijzen en de invoering van de euro, zet de klanten er steeds meer toe aan om hun voertuig te kopen in de lidstaten waar de prijzen en andere verkoopsvoorwaarden het gunstigst zijn. Deze ontwikkelingen zijn belangrijke marktgerelateerde factoren die bijdragen tot een betere harmonisatie van de prijzen in de Gemeenschap. De Commissie heeft nieuwe initiatieven genomen (ambtshalve ingeleide procedures tegen bepaalde autofabrikanten, telefonische hulpdiensten) om deze vrijheid voor de consument te waarborgen.

Uit hoofde van artikel 11 van de verordening moet de Commissie uiterlijk op 31 december 2000 een evaluatieverslag over de verordening opstellen. In dit verslag, waarvan de voorbereiding in de loop van dit jaar zal beginnen, zullen de bevindingen van de Commissie en de standpunten van de verenigingen en deskundigen die de betrokken partijen, met name de consumentenverenigingen, vertegenwoordigen worden opgenomen. De Commissie is van plan er voor te zorgen dat door middel van deze procedure terdege rekening zal worden gehouden met alle elementen die bijdragen tot de toepassing van de verordening voordat zij een beslissing neemt over een toekomstig wettelijk kader voor de distributie van auto's.

(1) PB L 145 van 29.6.1995.

(2) Voor het meest recente verslag zie IP/99/60 van 1 februari 1999.