Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1396/99 van Hedwig Keppelhoff-Wiechert (PPE-DE) aan de Commissie. Tegenstrijdigheden bij steun doelstelling-gebieden.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1396/99 van Hedwig Keppelhoff-Wiechert (PPE-DE) aan de Commissie. Tegenstrijdigheden bij steun doelstelling-gebieden.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1396/99

van Hedwig Keppelhoff-Wiechert (PPE-DE) aan de Commissie

(1 september 1999)

Betreft: Tegenstrijdigheden bij steun doelstelling-gebieden

Tussen de economisch sterkste gebieden en de structureel zwakke gebieden van de Europese Unie bestaat in economisch opzicht een grote kloof. Doel van het Europese structuurbeleid is deze kloof te dichten. Om dit te bereiken, heeft de Commissie zes zwaartepunten van het structuurbeleid afgebakend en als zogenoemde doelstellingen aangemerkt.

1. De steun voor de onder de doelstellingen vallende gebieden leidt er vaak toe dat een onderneming zijn vestigingsplaats verlegt van een gebied dat niet als structureel zwak is aangemerkt naar een doelstelling-gebied om in het genot te komen van EU-middelen. Dit betekent echter dat in de oorspronkelijke vestigingsplaats honderden arbeidsplaatsen verdwijnen en dus ook de economische kracht van de stad achteruitgaat. Is de Commissie zich bewust van deze tegenstrijdigheid?

2. Welke maatregelen denkt de Commissie te nemen om de paradox dat aan de ene kant arbeidsplaatsen worden geschapen die aan de andere kant worden vernietigd, te doen verdwijnen?

Antwoord van de heer Barnier namens de Commissie

(11 oktober 1999)

1. Het recht van bedrijven in de Gemeenschap om een vestigingsplaats te kiezen die aan hun specifieke behoeften beantwoordt, wordt gegarandeerd door het in het EG-Verdrag vervatte recht van vestiging. Elk besluit om een vestiging te verplaatsen is een complexe aangelegenheid, waarbij diverse factoren een rol spelen zoals bij voorbeeld de algemene strategie van de bedrijven inzake herstructurering, specialisatie of concentratie van hun activiteiten met het oog op een grotere efficiëntie.

De Gemeenschap heeft evenwel bijzondere aandacht voor gevallen waarin bedrijven die een vestigings verleggen overheidssteun hebben ontvangen, hetzij voor hun huidige, hetzij voor hun toekomstige vestiging. Bij de bestudering van elk afzonderlijk geval zal de Commissie rekening moeten houden met alle omstandigheden, inclusief de mogelijkheid dat het bedrijf zich buiten de Gemeenschap vestigt of zelfs volledig sluit.

2. Het succes van de interne markt hangt in grote mate af van de communautaire mededingingsvoorschriften, met name de voorschriften inzake staatssteun, waarmee wordt beoogd verstoringen te voorkomen en eerlijke concurrentie te bevorderen. Met het oog op mogelijke problemen in verband met verplaatsing van vestigingen heeft de Commissie specifieke bepalingen opgenomen in de onlangs goedgekeurde voorschriften inzake staatssteun en inzake de Structuurfondsen. Meer in het bijzonder de richtsnoeren van de Commissie inzake staatssteun voorzien in een verlaging van de toegestane steunintensiteit voor investeringen in officieel gemelde steungebieden. Met de nieuwe steunniveaus wordt beoogd probleemgebieden de mogelijkheid te bieden om via stimuli nieuwe, verplaatsbare investeringen aan te trekken terwijl er van kan worden uitgegaan dat het risico dat gebieden onderling aan opbod gaan doen, danzij de verlaging kleiner wordt. Voorts is zowel in de richtsnoeren als in de verordening betreffende de structuurfondsen (Verordening (EG) 1260/1999 van de Raad van 21 juni 1999 houdende algemene bepalingen inzake de Structuurfondsen(1)) bepaald dat het object van de gesubsidieerde investering ten minste vijf jaar lang niet mag worden verplaatst.

Tot slot heeft de Commissie bijzondere aandacht voor grote projecten omdat zij steun uit de Structuurfondsen voor dergelijke projecten (met een investeringsniveau van meer dan 50 miljoen) geval per geval moet bevestigen of wijzigen, na onder meer te hebben nagegaan welke gevolgen deze projecten hebben voor de werkgelegenheid op het niveau van de Gemeenschap.

(1) PB L 161 van 26.6.1999.