Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1669/99 van Arlindo Cunha (PPE-DE) aan de Commissie. Overeenkomst EG/Groenland.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1669/99 van Arlindo Cunha (PPE-DE) aan de Commissie. Overeenkomst EG/Groenland.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1669/99

van Arlindo Cunha (PPE-DE) aan de Commissie

(22 september 1999)

Betreft: Overeenkomst EG/Groenland

In de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Denemarken, als vertegenwoordiger van de lokale regering van Groenland, die geldt als een visserijovereenkomst, zijn vangstmogelijkheden opgenomen die niet door de lidstaten worden gebruikt. Is de Commissie voornemens deze overeenkomst als visserijovereenkomst te handhaven of is het uiteindelijk de bedoeling dat een samenwerkingsovereenkomst met Groenland wordt gesloten?

Gecombineerd Antwoord van de heer Fischler namens de Commissie op de schritftelijke vragen E-1669/99, E-1670/99, E-1671/99 en E-1672/99

(9 november 1999)

De in 1985 gesloten Visserijovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap, enerzijds, en de Regering van Denemarken en de Plaatselijke Regering van Groenland, anderzijds, en het huidige Derde Protocol voor de periode 1995 tot en met 2000 lopen beide af op 31 december 2000. De Overeenkomst van 1985 zal echter automatisch worden verlengd voor een nieuwe periode van zes jaar (d.w.z. voor de periode 2001 tot en met 2006), indien ze niet uiterlijk negen maanden vóór het verstrijken van de huidige periode (d.w.z. vóór 31 maart 2000) wordt opgezegd. In dat geval zou het volstaan te onderhandelen over een vervolgprotocol waarin de vangstquota's en de financiële compensatie voor de nieuwe periode worden vastgelegd.

Met het oog op deze termijnen zijn zowel de lidstaten als de Commissie reeds begonnen met verkennende besprekingen met Groenland. Deze besprekingen hebben echter nog niet het stadium bereikt waarin de Commissie reeds een aanwijzing kan geven over de mogelijke vorm en inhoud van de overeenkomst die de visserijbetrekkingen tussen de Gemeenschap en Groenland in de periode na 31 december 2000 zal regelen.

Documentatie met uitvoerige gegevens over de in het kader van de drie protocollen met Groenland voor de periodes 1985 tot en met 1989, 1990 tot en met 1994 en 1995 tot en met 2000 overeengekomen vangstquota en over de vangsten van de lidstaten in die periodes worden rechtstreeks aan het geachte parlementslid en aan het Secretariaat van het Parlement gezonden.

De onderbenutting van de vangstquota's in de wateren van Groenland is een complex verschijnsel dat reeds in de periode van het Eerste Protocol is geconstateerd en ook nu nog bestaat. De voornaamste reden hiervoor is biologisch. Wegens de complexiteit van dit verschijnsel heeft het Hof van Justitie in zijn arrest van 13 oktober 1992 in de zaak C-63/90, Portugal tegen de Raad, geoordeeld dat, overeenkomstig het beginsel van de relatieve stabiliteit, onderbenutting alleen geen geldige reden is voor een herverdeling van de betrokken vangstquota's over andere belanghebbende lidstaten.

In het algemeen genomen is de Commissie van mening dat de in het kader van een visserijovereenkomst in de wateren van derde landen beschikbare vangstquota op een rationele manier optimaal moeten worden gebruikt en dat passende regelingen zouden moeten worden ontworpen die de overdracht van onbenutte of onderbenutte vangstquota aan andere belangstellende lidstaten mogelijk maken, zonder het beginsel van relatieve stabiliteit in het gedrang te brengen. De discussie gaat in feite over de vraag welke mate van inmenging in het quotabeheer van de lidstaten kan worden toegestaan zonder aan het beginsel van de relatieve stabiliteit te raken. Voor dit punt zal een oplossing moeten worden gezocht in het kader van de komende algemene kosten-batenanalyse van de visserijovereenkomsten, die op 26 oktober 1999 aan de Visserijraad moet worden voorgelegd.