SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1727/99 van Michl Ebner (PPE-DE) aan de Commissie. Algemene verhoging van dioxinegrenswaarden.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1727/99 van Michl Ebner (PPE-DE) aan de Commissie. Algemene verhoging van dioxinegrenswaarden.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1727/99
van Michl Ebner (PPE-DE) aan de Commissie
(29 september 1999)
Betreft: Algemene verhoging van dioxinegrenswaarden
Het in België met grote vertraging bekend geworden dioxineschandaal heeft bij een groot deel van de Europese bevolking tot ernstige bezorgdheid geleid. Zoals bekend hebben Belgische, Franse en Nederlandse mengvoederproducenten met dioxine besmet vet verwerkt. Kan de Commissie gezien het ontbreken tot dusverre van dioxinegrenswaarden in veel EU-lidstaten en haar streven om uniforme grenswaarden vast te stellen antwoord geven op de volgende vragen:
1. heeft het zin de in veel lidstaten lagere grenswaarden (in Italië tot dusverre bijvoorbeeld 100 nanogram) aan te passen aan de hogere grenswaarden van andere lidstaten?
2. Zou het gezien de recente crisis en voor ons aller welzijn niet consumentvriendelijker zijn de grenswaarden in alle vijftien lidstaten op het lagere niveau vast te stellen?
3. Moet het niet volkomen onbegrijpelijk lijken onder de gegeven omstandigheden de bij punt 1 omschreven algemene verhoging door te voeren?
4. Is de Commissie om deze reden niet voornemens op dit besluit terug te komen?
Antwoord van de heer Byrne namens de Commissie
(9 november 1999)
Voor dioxines en polychloorbifenylen (PCB's) bestaat op het ogenblik geen erkende internationale norm tot vaststelling van grenswaarden naar soort voedingsmiddel. Het onderzoek op dit gebied blijft vaag. Sommige lidstaten hebben op grond van nationale wetenschappelijke adviezen voor sommige voedingsmiddelen reeds grenswaarden vastgesteld, maar deze blijken niet altijd overeen te stemmen.
De vaststelling van een norm die de bescherming van de volksgezondheid optimaal garandeert, hangt echter nauw samen met de beschikbare technische middelen om de naleving daarvan te controleren. De gebruikte technieken voor de vaststelling van een PCB-waarde van 100 nanogram per gram (ng/g) vet vereisen apparatuur en speciaal geschoold personeel waarover maar weinig laboratoria in de lidstaten op het ogenblik beschikken. De vaststelling van een dergelijke norm zou de toch al beperkte analysecapaciteit in Europa aanzienlijk beperken.
De bij de beschikkingen 1999/449/EG(1) en 1999/551/EG(2) van 9 juli 1999 en 6 augustus 1999 voor PCB's vastgestelde grenswaarde van 200 ng/g vet in vlees en afgeleide producten komt overeen met het specifieke geval van de besmetting als gevolg van de door de bedrijven Verkest/Fogra geleverde vetten. In dit geval kunnen aan de hand van 7 congeneren van PCB's de door dit incident verontreinigde producten worden geïdentificeerd. De norm van 200 ng/g vet is op communautair niveau overgenomen in de beschikkingen met betrekking tot de Belgische crisis om op basis van analyses het voor de uitvoer of voor de intracommunautaire handel bestemde Belgische vlees te kunnen keuren.
Het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding was van mening dat de gekozen waarden voor de beheersing van deze crisis relevant waren. Met de nationale wetenschappelijke adviezen aan de hand waarvan de lidstaten normen konden vaststellen, is door de Europese wetenschappelijke comités rekening gehouden.
Bovendien hangt de vaststelling van grenswaarden voor PCB's in voor de menselijke consumptie en vervoedering bestemde producten nauw samen met de vaststelling van grenswaarden voor dioxines in deze producten. Wat de vaststelling van grenswaarden voor dioxineconcentraties in levensmiddelen betreft: de Commissie is in juni 1998 met een grondig onderzoek naar de ernst van de in verscheidene lidstaten geconstateerde verontreiniging van levensmiddelen met dioxines begonnen. Dit onderzoek maakt deel uit van het programma voor wetenschappelijke samenwerking tussen de lidstaten (SCOOP). De voorlopige resultaten van dit onderzoek, die waarschijnlijk zeer binnenkort beschikbaar zullen zijn, zullen de mogelijkheid bieden om het risico voor de volksgezondheid beter te beoordelen en zullen worden meegenomen in het lopende onderzoek naar de mogelijkheid om in een later stadium communautaire waarden vast te stellen.
Voorts wordt in het kader van het programma Kwaliteit van het bestaan en beheer van de biologische hulpbronnen van het 5e kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling gesproken over een onderzoekproject inzake de analyse van het risico in verband met dioxine, dat ten doel heeft adequatere methoden vast te stellen voor de beoordeling van de gezondheidseffecten van dioxines.
Het is heel goed mogelijk dat de Commissie zich bij de eventuele tenuitvoerlegging van op communautair niveau geharmoniseerde grenswaarden genoodzaakt ziet waarden vast te stellen die afwijken van die welke in het geval van de Belgische crisis zijn vastgesteld, indien zulks uit het oogpunt van de bescherming van de volksgezondheid geboden is. Daarbij zal rekening worden gehouden met alle beschikbare wetenschappelijke gegevens.
(1) PB L 175 van 10.7.1999.
(2) PB L 209 van 7.8.1999.