Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1803/99 van Hanja Maij-Weggen (PPE-DE) aan de Commissie. Invoering van een grenslandtoets bij alle nationale wetgeving.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1803/99 van Hanja Maij-Weggen (PPE-DE) aan de Commissie. Invoering van een grenslandtoets bij alle nationale wetgeving.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1803/99

van Hanja Maij-Weggen (PPE-DE) aan de Commissie

(12 oktober 1999)

Betreft: Invoering van een grenslandtoets bij alle nationale wetgeving

De vorige Commissie heeft op de vraag E-0850/98(1) geantwoord (2 augustus 1999) dat het beter is om het overleg hierover tussen de grensgebieden te stimuleren zodat aldaar oplossingen voor de betreffende problemen worden gevonden.

Weet de Commissie dat de betreffende grensregio's (provincies en gemeenten) vaak niet verantwoordelijk zijn voor de wetgeving omdat die meestal op het niveau van de nationale lidstaten wordt gemaakt terwijl eventuele negatieve gevolgen wel in de grensstreken worden gevoeld en dan met name door het bedrijfsleven en de grenswerknemers aldaar en door de plaatselijke en regionale overheden.

Is de Commissie bereid om nog eens ernstig te overwegen toch een Europese richtlijn met een grenslandtoets uit te werken en voor te leggen aan het Europees Parlement, met name omdat zowel in de Euregio's als in het Europees Parlement hierom al vaak is gevraagd.

(1) PB C 27 E van 29.1.2000, blz. 2.

Antwoord van de heer Bolkestein namens de Commissie

(30 november 1999)

In het antwoord op haar schriftelijke vraag E-850/98(1) heeft de Commissie haar standpunt bekrachtigd, dat zij reeds had geuit tijdens de debatten van de zitting van 27 mei 1998 over het ontwerp-verslag van mevrouw Van Lancker over de grenswerknemers, volgens welk het passender leek te zijn, wanneer zich problemen voordoen, het overleg tussen de betrokken actoren in de grensregio's te stimuleren. Bij deze gelegenheid had zij eveneens gewezen op de bevoegdheden die zij uit hoofde van artikel 226 (ex-artikel 169) van het EG-Verdrag uitoefent, waardoor zij ervoor kan zorgen dat de wetgevingen van de lidstaten met het communautaire recht, en meer in het bijzonder met de regel inzake het vrije verkeer, verenigbaar zijn.

In de onderhavige vraag verwijst de geachte afgevaardigde niet alleen naar de moeilijkheden van grenswerknemers, maar ook met name naar die van ondernemingen en plaatselijke overheden.

De Commissie zou de geachte afgevaardigde dankbaar zijn wanneer hij de in zijn vraag ter sprake gebrachte negatieve gevolgen op andere gebieden dan het vrije verkeer van werknemers zou willen preciseren, die in de grensregio's worden gevoeld als gevolg van de goedkeuring van een nationale wetgeving of hiervan concrete voorbeelden zou willen noemen.

(1) PB C 27 E van 29.1.2000, blz. 2.