SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1825/99 van Camilo Nogueira Román (Verts/ALE) aan de Raad. Herziening van het Verdrag van Amsterdam om het werkgelegenheidsbeleid tot een Europees beleid te maken.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1825/99 van Camilo Nogueira Román (Verts/ALE) aan de Raad. Herziening van het Verdrag van Amsterdam om het werkgelegenheidsbeleid tot een Europees beleid te maken.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1825/99
van Camilo Nogueira Román (Verts/ALE) aan de Raad
(13 oktober 1999)
Betreft: Herziening van het Verdrag van Amsterdam om het werkgelegenheidsbeleid tot een Europees beleid te maken
In de Europese Unie bestaat er een verband tussen het lage inkomen per hoofd van de bevolking en de werkloosheid zodat het over het algemeen nu juist de minst ontwikkelde regio's zijn die het meest onder de werkloosheid te lijden hebben. Denkt de Raad met het oog op de Intergouvernementele Conferentie een herziening van het Verdrag van Amsterdam voor te stellen die verder gaat dan de artikelen 125 en 130 van dit Verdrag om erop toe te zien dat het werkgelegenheidsbeleid een Europees beleid wordt, zoals ook het geval bij het regionaal beleid is?
Antwoord
(24 januari 2000)
Het is aan de conferentie van de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, en niet aan de Raad, om met eenparigheid van stemmen de in de verdragen aan te brengen wijzigingen vast te stellen.
De Raad memoreert dat begin 2000 een conferentie van de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten wordt bijeengeroepen. Overeenkomstig de conclusies van de Europese Raad van Keulen heeft die conferentie tot doel de institutionele vraagstukken op te lossen die in Amsterdam niet zijn geregeld en die nog vóór de uitbreiding tot een oplossing moeten worden gebracht (d.w.z. omvang en samenstelling van de Europese Commissie, stemmenweging in de Raad en mogelijke uitbreiding van het besluiten bij gekwalificeerde meerderheid in de Raad). Op de conferentie kunnen voorts andere verdragswijzigingen behandeld worden, die nodig mochten blijken ten aanzien van de Europese Instellingen in verband met de bovenvermelde vraagstukken, alsmede in het kader van de uitvoering van het Verdrag van Amsterdam (punt 53 in fine van de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Keulen op 3 en 4 juni 1999).