SCHRIFTELIJKE VRAAG P-2255/99 van Luckas Vander Taelen (Verts/ALE) aan de Commissie. Internationaal architectuurconcours in de Europese wijk in Brussel.
SCHRIFTELIJKE VRAAG P-2255/99 van Luckas Vander Taelen (Verts/ALE) aan de Commissie. Internationaal architectuurconcours in de Europese wijk in Brussel.
SCHRIFTELIJKE VRAAG P-2255/99
van Luckas Vander Taelen (Verts/ALE) aan de Commissie
(24 november 1999)
Betreft: Internationaal architectuurconcours in de Europese wijk in Brussel
De Commissie verklaart in haar antwoord op schriftelijke vraag P-1486/99(1) dat: de klager integendeel zijn project zou hebben verdedigd en daarmede hebben toegegeven dat alle projecten niet meer anoniem waren. Op welke fase van de procedure slaat deze opmerking? Gaat dit niet over de mondelinge verdediging van de projecten die op 22 april 1998 heeft plaatsgevonden ten overstaan van de jury in de tweede ronde? Indien dit wel zo is, wat bedoelt de Commissie dan met de uitdrukking: toegeven dat alle projecten niet meer anoniem waren?
Volgens het antwoord van de Commissie hebben de Belgische autoriteiten desgevraagd toegegeven dat met sommige bepalingen van het Reglement (over vervanging van juryleden) de hand was gelicht. In dit verband:
Welke status genoot minister Hasquin als erelid en ondertekenaar van het juryrapport? Op welke rechtsgrondslag is het aanvaardbaar dat minister Hasquin een doorslaggevende rol heeft gespeeld in de jury, temeer daar zijn deelname aan de beoordeling niet van tevoren duidelijk was vastgelegd?
Hoe kunnen de Belgische autoriteiten volhouden dat er geen enkele aanwijzing bestaat aan te nemen dat de jury partij heeft gekozen ten gunste van een van de kandidaten en daarmee dat er terecht de hand is gelicht met sommige bepalingen van het juryreglement?
Hoe kan het dat in de tweede ronde twee juryleden het uiteindelijk oordeel op 22 april 1998 niet hebben ondertekend en dat in een tweede fase de beide handtekeningen opnieuw onder dit oordeel staan?
Hoe kan het dat een van de juryleden, de heer Henri Montois, geassocieerd is met het winnende bureau Art&Build?
Vindt de Commissie niet dat richtlijn 92/50/EEG(2) niet is geëerbiedigd, vooral wat betreft de evaluatiecriteria voor projecten, zoals genoemd in het juryreglement, bij de juryuitspraak in de eerste ronde de puntentoekenning aan elk project is niet duidelijk aangegeven (het project dat de meeste stemmen heeft gekregen, had negatievere opmerkingen uitgelokt dan het project van de andere!)?
Vindt de Commissie niet dat zij medeverantwoordelijk is voor het verloop van dit concours omdat zij met één lid in de jury vertegenwoordigd was?
In haar antwoord op mijn vraag verklaart de Commissie verder dat er maatregelen zijn genomen om de verschillende betrokken partijen hierin te verwikkelen bij het concipiëren van de projecten. Kan de Commissie hierop een toelichting geven? Zijn in die fase ook de bewoners geraadpleegd?
(1) PB C 27 E van 29.1.2000, blz. 91.
(2) PB L 209 van 24.7.1992, blz. 1.
Antwoord van de heer Bolkestein namens de Commissie
(7 december 1999)
De Commissie heeft na beantwoording van schriftelijke vraag P-1486/99(1) van het geachte parlementslid een inbreukprocedure tegen België ingeleid wegens schending van artikel 13 (over prijsvragen) van Richtlijn 92/50/EEG van de Raad van 18 juni 1992 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening(2). Een ingebrekestelling is op 4 november 1999 betekend.
Gezien de nieuwe elementen die deze vraag van het geachte parlementslid bevat, lijkt aanvullend onderzoek geboden. De Commissie zal dan ook op gepaste wijze actie ondernemen.
Zoals reeds werd gesteld in het antwoord op schriftelijke vraag P-1486/99, is het Brussels Hoofdstedelijk Gewest de enige aanbestedende dienst in deze zaak. De betrokkenheid van de Gemeenschap blijft beperkt tot een bijdrage in de financiering. Een ambtenaar van respectievelijk de Raad, het Parlement en de Commissie maakten deel uit van de jury. Hun deelname is evenwel niet van dien aard dat de instellingen verantwoordelijkheid dragen voor de gunning van de opdracht.
(1) PB C 27 E van 29.1.2000, blz. 91.
(2) PB L 209 van 24.7.1992.